Wie nog een bewijs zoekt hoe relatief een term als “succes” wel kan zijn, hoeft niet verder te zoeken dan de receptiegeschiedenis van Robert Eggers’ regiedebuut The Witch. Deze lowbudget, artistiek ambitieuze maar logistiek kleinschalige horrorfilm won de regieprijs op het Sundance Filmfestival en kreeg overweldigend lovende kritieken voordat hij werd losgelaten op het grote publiek. Gesteund door een relatief uitgebreide mediacampagne werd The Witch een aardig arthouse-succes: als je in de VS alleen al 25 miljoen dollar verdient op een budget van 3,5 miljoen, dan heb je niet slecht geboerd.
Iedereen gelukkig dus, behalve een vocaal deel van het publiek, dat en masse naar het internet trok om te klagen hoe saai ze de film wel vonden. Waar de trailer een eenvoudige thriller vol boe-momentjes beloofde, in de stijl van The Conjuring, kregen ze een taaie, bewust trage film, vol ouderwetse dialogen, met thees en thous in plaats van yous. Het commerciële succes van de film kreeg dus al snel een zure nasmaak. The Witch had een vrij groot publiek gelokt, ja, maar het was het verkeerde publiek. Of althans, het was een publiek met de verkeerde verwachtingen. Hier en daar werd wat gepalaverd over de kunst van de filmmarketing, maar niets van dat alles deed afbreuk aan één simpel feit: dat The Witch wel degelijk bijzonder straffe cinema is. Een van de beste films van het jaar, zelfs.
Het verhaal speelt zich af circa 1630. William (Ralph Ineson), Katherine (Kate Dickie) en hun kinderen wonen in een pilgrimgemeenschap in New England, tot ze verbannen worden om redenen die nooit echt expliciet worden gemaakt. De suggestie is dat ze zodanig vroom waren dat ze zelfs de pilgrims begonnen te ergeren. Het gezin settelt zich aan de rand van een onheilspellend bos om daar, moederziel alleen, een boerderij te beginnen. Uiteraard gaat dat niet zonder slag of stoot: hun oogst mislukt en terwijl de honger op de loer ligt, verdwijnt ook het jongste kind van het gezin. Oudste dochter Thomasin (revelatie Anya Taylor-Joy) wordt al snel door haar eigen familie verdacht van hekserij. De religieus geïnspireerde paranoia binnen het gezin neemt steeds extremere vormen aan.
De grote vraag van de film, waar Eggers bewust nooit een definitief antwoord op geeft, is dan ook of er zich echt een heks in de bossen verschuilt of niet. Een vroege scène lijkt meteen te onthullen dat dit wel het geval is, maar daarna begint de regisseur systematisch de zekerheid van de kijker onderuit te halen. De hele film is immers erg subjectief opgebouwd rond de ervaring van de familie – een gezin waarvoor het bestaan van de duivel en dus ook van heksen een evidentie is. Gaat het de familie voor de wind, dan is dat omdat God dat zo gewild heeft. Zit het de familie tegen, dan worden ze op de proef gesteld als straf voor wat voor zonde dan ook. In een verhaal dat vanuit zo’n bijgelovig perspectief verteld wordt, is het best om hetgeen je ziet niet al te letterlijk te nemen. De plagerige manier waarop Eggers speelt met die perceptie, soms suggererend dat er wel degelijk bovennatuurlijke krachten mee gemoeid zijn, vaak aangevend dat alles te wijten is aan godsdienstwaanzin, is zonder meer de grote kracht van de film.
De thematiek doet denken aan Arthur Millers klassieke toneelstuk The Crucible, dat ging over het proces tegen een vermeende heks in ruwweg dezelfde periode, en net als in The Crucible speelt de patriarchale angst voor vrouwelijke seksualiteit een grote rol. Thomasin staat aan het begin van haar puberteit – haar moeder maakt op een bepaald moment een opmerking waaruit we begrijpen dat ze onlangs voor de eerste keer heeft gemenstrueerd, en haar iets jongere broer werpt op een onbewaakt moment een lange blik op haar ontluikende decolleté. Het gezin begint zich bewust te worden van Thomasin als een seksueel persoon, en je voelt de religieus geïnspireerde angst die daarvoor heerst binnen het gezin – ook bij Thomasin zelf. Maar natuurlijk verklaart dat het verdwijnen van de baby nog niet.
Los van de veelgelaagde thematiek, fuctioneert The Witch ook prima als thriller. Eggers bouwt zijn scenario zorgvuldig op om langzaam maar zeker een onheilspellende sfeer te creëren. In de tweede helft van de film leidt dat tot enkele scènes die ronduit ijzingwekkend zijn. Een sequens waarin oudste zoon Caleb (Harvey Scrimshaw) bezeten lijkt door de duivel, is goed voor instant kippenvel, en ook het einde is, zelfs in al zijn ambiguïteit, enorm beklemmend. De regisseur erkende The Shining als een belangrijke inspiratie en dat voel je ook: net zoals in die Kubrick-klassieker, is dit uiteindelijk het verhaal van een familie-eenheid die zichzelf opblaast, hetzij onder invloed van bovennatuurlijke krachten, hetzij gewoon door hun eigen zwaktes (het alcoholisme van Jack Nicholson in die film, de godsdienstwaanzin hier).
Eggers heeft naar verluidt vier jaar lang research gedaan naar de geschiedenis van de pilgrims en hekserij, en dat zie je: het ontwerp van sets en kostuums is vlekkeloos en de dialogen zijn, volgens een titel aan het einde van de film, veelal letterlijk overgenomen uit officiële documenten van toen. Het archaïsche taalgebruik dat hier en daar op protest botste, is dus absoluut historisch verantwoord en ontwikkelt na een tijdje ook zijn eigen, bijna poëtische cadens. Eggers gebruikt een wat verouderd 1.66 beeldformaat, dat dus smaller is dan het standaard 1.85 of 2.35. Dat nauwere kader zorgt voor een subtiel gevoel van claustrofobie en benadrukt eerder de verticale dimensies van het beeld (hoe hoog de bomen zijn, hoe klein de kamers in het huis) dan de horizontale. Om maar te zeggen: over alles is nagedacht.
Het helpt uiteraard dat de acteurs goed weg weten met de weerbarstige taal die ze in de mond gelegd krijgen. Kate Dickie is de enige actrice die herkend dreigt te worden door een groot publiek, omdat ze eerder al in films als Red Road en Prometheus zat, maar het is de jonge Anya Taylor-Joy (nog maar 19 toen de film uitkwam) die de show steelt met een doorleefde vertolking als Thomasin, waarin ze altijd ruimte laat voor een interpretatie van haar personage als heks of als slachtoffer.
Met zijn zuinige 90 minuten speelduur bevat The Witch, zowel naar vorm als naar inhoud, oneindig veel meer interessante ideeën dan eender welk vermoeiend Hollywoodspektakel van twee en een half uur. Het is ongeduldig wachten op Eggers’ follow-up.