Bijna exact twee jaar nadat Nevermind de grote doorbraak had betekend, bracht Nirvana in het najaar van 1993 eindelijk de lang verwachte opvolger uit. En het bleek een geheel ander beestje. In Utero was een onverbloemde inkijk in het hoofd van Kurt Cobain, waar de tweestrijd tussen pop en underground zich bijna onder je ogen afspeelde.
“Als we bijvoorbeeld backstage staan te wachten, en het licht uitgaat en het manisch geschreeuw van de massa begint, dan betekent dat voor mij niet wat het voor Freddie Mercury wel leek te zijn. Hij leek van die liefde en bewondering van het publiek te houden, ervan te genieten, iets wat ik bewonder, en benijd. Maar het punt is: ik kan jullie niet bedotten, niemand van jullie. Dat zou niet eerlijk zijn voor jullie of voor mij. De ergste misdaad die ik kan bedenken zou zijn om mensen af te zetten door het te faken, en te doen alsof ik me honderd procent amuseer.”
Zo schreef Kurt Cobain ergens die vierde april 1994 in zijn afscheidsbriefje, voor hij per geweer de nooduitgang koos. Het was een bekentenis die niet als een verrassing mocht komen. Nauwelijks meer dan een half jaar eerder was In Utero de openlijke weerspiegeling van Cobains innerlijke worsteling met alles wat de roem had meegebracht. En dus moest die plaat eerst en vooral afrekenen met zijn voorganger die daarvoor had gezorgd.
Nevermind, zo oordeelde Nirvana collectief, was te “gepolijst” geweest. Te veel pop. Er waren incidenten die de groep, opgegroeid met regels van de underground als “Gij zult niet uitverkopen” boven het bed geschilderd, bevestigden in hun vermoeden. Zo herinnert Sub Poppublicist Steve Manning zich in het definitieve grungeboek Everybody Loves Our Town hoe Cobain ooit op een concert van Fluid werd lastig gevallen door jonge punkers. “‘You killed punk rock! You killed punk rock!’ schreeuwden ze hem in het gezicht, en ik herinner me nog de blik in zijn ogen; nooit iemand zo terneergeslagen gezien.”
Puberaal gevecht
En dus moest het anders. Lang voor hij het zelf gevraagd werd, wist iedereen al dat de groep Big Blackfrontman en alternatieve goeroe Steve Albini wilde inhuren voor de opnames van hun volgende plaat. En al in 1992 vertelde Cobain aan Rolling Stone dat de volgende plaat “beide extremen van hun geluid” zou opzoeken. “Sommige songs zullen rauwer zijn, anderen meer suikerzoete pop. Het zal niet meer zo eendimensionaal zijn als Nevermind.”
Het vervolg is bekend: platenfirma Geffen is niet echt gelukkig met het resultaat, en dan specifiek de manier waarop de zang van de frontman (volgens de legende allemaal in één sessie van zes uur opgenomen tot de zanger bijna schor was) diep in de mix is verborgen, en laat R.E.M.-producer Scott Litt singles “Heart-Shaped Box” en “All Apologies” remixen, tot grote onvrede van Albini.
“The grown-ups don’t like it – de volwassenen hielden er niet van”, verklaarde Cobain het conflict aan journalist Michael Azerrad, die later diens biografie Come As You Are zou schrijven. En in dat ene zinnetje zit misschien wel de essentie van In Utero verborgen. De derde Nirvanaplaat kan immers nog het best worden beschouwd als Cobains puberale gevecht met zijn status als bekendheid en spreekbuis van een generatie.
In Utero is een oorlog die live in je boxen wordt bevochten. Voortdurend voelt Cobain de nood om zichzelf te saboteren of minstens sarcastisch te becommentariëren. Het begon al met de titel die de plaat oorspronkelijk zou krijgen. “I hate myself and I want to die” was in 1992 het vaste antwoord van de zanger als iemand hem vroeg hoe het met hem ging, en zou dus de perfecte grap als albumtitel zijn. Hij was het moe om zijn band serieus te moeten nemen, en vooral hoe ernstig anderen het allemaal namen. Uiteindelijk werd het toch “In Utero”, maar het idee bleef en dus begint de plaat met het uitermate venijnige “Teenage angst has paid off well, but now I’m bored and old” van “Serve The Servants”.
Moderate rock
Het is het begin van een pendelbeweging die de plaat lang blijft duren. Meteen na die relatief toegankelijke opener is “Scentless Apprentice”, over Grenouille, het hoofdpersonage van Patrick Süskinds Het Parfum, een eerste lap verschroeiend lawaai; Dave Grohl hamert zijn drums bijna de grond in, Krist Novoselic’ bas is een voortdurend dof gerommel, de gitaar lijkt op een eigen trip te zijn en trekt zich van de song die Cobain kapotschreeuwt niets aan.
Nochtans bevat In Utero ook de hardste bewijzen dat Cobain één van de sterkste songschrijvers van zijn generatie was. “Heart-Shaped Box” en het lieflijke “Dumb” laten horen dat hij zelfs in zijn slaap nog een sterke melodie kon bedenken, maar het lijkt wel alsof hij het publiek, telkens hij een klassieker nummer had afgeleverd, wilde laten boeten met iets brutaals als “Rape Me” of “Very Ape”. Wie durfde genieten van “Pennyroyal Tea” werd afgestraft met — de titel alleen al — “Radio Friendly Unit Shifter” en een “Tourettes” dat droogweg wordt aangekondigd met “Moderate rock”. Dat is die razende brok kwaadheid niét. Na zoveel ruzie kon niet anders of de plaat moet wel eindigen met “All Apologies”.
In zijn teksten speelde Cobain hetzelfde tegendraadse spelletje. Nonsenselyrics als die van “Heart-Shaped Box” — in essentie een ode aan vrouw Courtney Loves liefdestunnel — doen haasje over met songs als “Frances Farmer Will Have Her Revenge On Seattle”, waarin Cobain de actrice die ooit in een gekkenhuis werd gestoken wraak laat nemen, of het geslagen “All Apologies”. Maar dan was er ondertussen weer het groteske “Milk It”. En er was ook nog “Rape Me”, waar tekstexegeten helemaal een punthoofd van kregen: was het nu voor of tegen verkrachting, of ging het dan toch over iets anders? “Dat was Kurts artistieke visie”, vatte Novoselic het onlangs in The Guardian samen. “Het was vreemd, heftig, een beetje bizar, maar tegelijk ook mooi.”
Toen In Utero op 13 september 1993 werd uitgebracht, schoot de plaat meteen naar de hoogste plek van de hitparade: alle moeite voor niets. “Natuurlijk hadden we het moeilijk met onze populariteit”, vertelt Novoselic in datzelfde interview. “We waren opgegroeid met de Amerikaanse hardcore uit de jaren tachtig: intense en politieke muziek over onafhankelijkheid van staat en bedrijven. We verafschuwden de eerste oorlog tegen Irak, het patriottisme en het belachelijke nationalisme. En tegelijk waren we getekend bij Geffen, een onderdeel van een Japanse elektronicareus, terwijl bands als Pavement en Fugazi stug onafhankelijk bleven. Wij hadden ook punkrockidealen, maar toch tekenden we die papieren. Dat was fout.”
“I am buried up to my neck in contradictionary flies”, zong Cobain in “Very Ape”, midden in een plaat die die tegenstellingen ook heel erg voelbaar maakte. Zes en een halve maand later vond hij zichzelf nog verder weggezakt en zag hij geen uitweg meer. In Utero werd de verwarrende en verwarde zwanenzang van een songschrijver die zichzelf nooit genoeg naar waarde wist te schatten.