Toen ondergetekende vier jaar geleden Little Boots interviewde op Pukkelpop, zag hij een gedesillusioneerd, dodelijk vermoeid popmeisje dat helemaal bezweek onder de druk van de titel “Sound van 2009” die de BBC haar toen opgespeld had. Ver weg van al die druk is er nu de opvolger, de plaat die Little Boots eigenlijk toen had willen maken.
Want eerlijk, die titel van de BBC heeft ze nooit waargemaakt. De eigenzinnigheid die haar die titel had opgeleverd — een inventieve mix van organische instrumenten met nieuwe speeltjes als de Tenori-on — had op haar debuut plaatsgemaakt voor weliswaar onweerstaanbare, maar evenzeer voorspelbare hitpop, niet catchy genoeg om Kylie Minogue bang te maken, noch apart genoeg om als snoepje ook de muzikale meerwaardezoeker te verleiden. Een probleem dus. Zeker wanneer andere popmeisjes, waaronder Florence + The Machine, dat jaar met alle aandacht gingen lopen.
Dachten we toen nooit meer iets van Little Boots te horen, dan waren we haar nu al wat vergeten. In tussentijd liet Robyn zien hoe pop anno nu moet klinken, we hadden pakweg Katy B en Grimes, en momenteel is er Chvrches, dat wel catchiness met weerhaakjes kan opsmukken. Vraag is welke meerwaarde Little Boots nog kan bieden met deze opvolger, uit bij haar eigen label. Dat antwoord is niet eensluidend.
De bedoeling van het mooi getitelde Nocturnes is duidelijk: een plaat voor nachtelijke autoritten van de ene naar de andere club. Er hangt een onderkoelde sfeer over het hele album. Die werkt op z’n best uitstekend, in openingsnummer “Motorway” bijvoorbeeld, dat de zwart-donkerblauwe sfeer perfect neerzet. De catchy refreintjes waarin Victoria Hesketh destijds geplooid werd, zijn ver te zoeken en worden aanvankelijk ook niet gemist. Maar al snel wordt duidelijk dat Little Boots ook nu weer een hobbelig parcours rijdt. Op de eerste plaathelft maakt alleen “Broken Record” het onderscheid met z’n dansbare, ietwat donkere melancholie.
Want voor de rest is het maar een ongeïnspireerde, makke boel op Nocturnes. Vooral tekstueel huldigt Hesketh het foutieve adagium dat teksten van popsongs aan elkaar moeten hangen van clichés. Kan werken, maar ga dan all the way met aspartaampop zoals de Sugababes. In het geval van Little Boots legt het bloedarmoede bloot, zoals in “Beat Beat” en “Every Night I Say A Prayer”, waarin het mixen van haar stem tot een funky blaasinstrument een gimmick is dat op een avontuurlijkere plaat beter tot z’n recht zou komen. De disco die Little Boots laat horen klinkt belegen en achterhaald, beetje ironisch voor iemand nog de Sound van 2009 heette te zijn. Dieptepunt “Shake” is dan weer tenenkrullende aerobicsmuzak.
In het laatste kwart van Nocturnes laat Hesketh eindelijk haar nutteloze aversie jegens catchy pophooks varen. “Crescendo” en vooral “Strangers” haken zich met hun zoete melodieën meteen vast in het hoofd. “All For You” toont met de Depeche Mode-synths ten tijde van Violator hoe Nocturnes wel als geheel had kunnen werken. En in het zwierige “Satellite” amuseert Hesketh zich tenminste hoorbaar. Songs van dat allooi hadden Hands nog wat verder boven de middelmaat getild.
Maar die middelmaat lijkt het lot van Little Boots te zijn. Dit is een plaat voor de eerste, halflege, club die u bezoekt om in te drinken, om daarna door te rijden naar het echte feestje. Waar Chvrches ten dans speelt, bijvoorbeeld. Net als vier jaar geleden doet Nocturnes vooral afvragen of we hierna nog iets van Little Boots gaan horen.