Jil Is Lucky is het pseudoniem van Fransman Jil Bensénior die met In the tiger’s bed een plaats tussen consorten als Mika probeert te verwerven. Dit album is dan ook doorspekt van hyperactieve, stuiterbalmelodieën en vocale acrobatieën. Het resultaat na een volle vijfendertig minuten van tien fluorescerende liedjes is vooral luistermoeheid en een suikerkater.
Het begint eigenlijk al verkeerd met “Insomnia”. Het is een aardige openingstrack, daar niet van, en het heeft een mooi openbloeiend refrein, maar van zodra Jil op zijn falsetstem overschakelt, wat hij vaak genoeg doet binnen dezelfde strofe, hebben wij zin om in de gordijnen te gaan hangen. Je krijgt de indruk dat er net iets teveel gebeurt: het is erg catchy en toegankelijk, maar spannend is het niet. De felle melodieën en constante tempowisselingen worden je naar de kop geslingerd en je moet het als luisteraar maar kunnen verdragen.
“Stand all night” wordt dan weer gedreven door een irritante synthesizer en een volstrekt onopmerkelijke melodie die over en weer stuitert en een prima ritme aanhoudt om je hoofd tegen de muur te slaan. Ook “Chai Tea” is veel te druk, niet alleen zitten er minstens drie tempowisselingen in hetzelfde nummer, het doet ook denken aan gameboy-videospelletjes en katerzondagen zonder aspirines. En hoe minder er gezegd wordt over “Not at all”, hoe beter. Damn you autotune, is er dan niets dat u niet kan verpesten?
Maar we moeten ook niet overdrijven. Voor u een verkeerde indruk krijgt, “40 Times A Day” biedt in het midden van de plaat gelukkig wat ademruimte en hier komt, voor het eerst, de stem van Jil Is Lucky in combinatie met het sprankelend gitaartje, eindelijk, goed tot zijn recht. Ook “Leaving You (Right Now)” is een aangenaam rustpunt in de popvortex, maar gaat jammer genoeg op zijn gezicht door de wat aarzelende strofes. Zo is er eigenlijk altijd wel wat. Jil loopt over van de ideeën en creativiteit en zo horen we het graag, maar een béétje soberheid en weerstand was heel aangenaam geweest.
Het acute gebrek aan spanning ligt ook aan de teksten. Na drie luisterbeurten kunnen we ons geen enkele memorabele zin voor de geest halen. Tenminste, als het te begrijpen is wat hij precies aan het zingen is in al die overdaad van vervormingen, koortjes en vocaal stunt- en vliegwerk. Geen zinnig woord hebben wij, bijvoorbeeld, van het als door een computer gezongen “Dead Star” onthouden. Niet dat dat zo erg is, het lied zelf is volstrekt vergetelijk en sleept, ironisch genoeg, net door zijn uitzonderlijke eenvormigheid veel en veel te lang aan.
Het lijkt erop dat Jil nog zijn eigen stem moet vinden; hij heeft een goed gevoel voor melodie, dat wel, maar het mocht allemaal ietsje minder zijn: minder ideeën binnen hetzelfde nummer, minder tempowisselingen en een iets soberdere aankleding. Als het dan toch popmuziek moet zijn, en dat mag gerust, dan willen we iets meer vlees aan het bot dan op dit overdonderende album dat uiteindelijk niet aan de ribben blijft kleven. De afzichtelijke, felgekleurde, aan Mika-denkende cartoon van de hoes dient dan ook als waarschuwing: twee keer kijken voor je koopt.