Commander Venus, Desaparecidos, Bright Eyes, Monsters Of Folk, en dan ook nog onder zijn eigen naam; Conor Oberst is een man met veel gezichten. Op een knusse avond in de AB passeerde een mooie dwarsdoorsnede daarvan de revue. Het werd zo’n avond die als “voor de fans” kan worden bestempeld, en nogmaals aantoonde dat de man misschien wel de beste songschrijver van zijn generatie is.
Afgelopen zomer trok Oberst nog eens door de Verenigde Staten met een reünie van zijn kortstondige post-hardcoreproject Desaparecidos, in Europa slaat de slinger deze winter helemaal de andere kant uit: akoestisch zoekt hij de theaters op voor een avond die zijn meer ingetogen kant laat zien. Terug naar de roots dus, toen hij als balorige puber bozig op bed songs schreef. En zo klinkt opener “The Big Picture” ook na al die jaren nog; gefrustreerd en wat rammelend.
Neen, veel hits moeten we vanavond niet verwachten; veeleer een eigenzinnige selectie uit meer dan anderhalf decennium songschrijven. Als zoethoudertje passeert al snel het tedere “First Day Of My Life” uit succesalbum I’m Wide Awake It’s Morning en een delicaat gefingerpickt “Lenders In The Temple”. Oudje “Arienette” mag volgen. De sfeer is rustig, maar los: zo moet het allemaal ook hebben geklonken toen Oberst bijna vijftien jaar terug voor het eerst optrad in koffiehuizen allerhande. Brussel was overigens de eerste Europese stad waar hij ooit speelde; die anekdote krijgen we gratis mee.
Bij “Cape Canaveral” krijgt Oberst versterking van gitarist Ben Brodin die het nummer van een aangename twang voorziet, “Lua” wordt hertimmerd tot duet met violiste Simi Stone. Het is geen gelukkige zet: haar luide countrygalm botst met het bijna-gefluister van de zanger, zeker in de wat wankele geluidsmix die vanavond aan de orde is. Een nieuw nummer, “Night At Lake Unknown”, met Brodin op vibrafoon, toont vervolgens nogmaals het melodische talent van de Bright Eyes-frontman, maar doet tekstueel wat fronsen. Moet nog aan geschaafd worden, hoogstwaarschijnlijk.
Al die ingetogenheid is allemaal goed en wel, maar toch doet het deugd als Oberst en Brodin samen loos gaan in een uitbundig “At The Bottom Of Everything” of een daverend (“Normaal kunnen we dit niet spelen zonder drums. We doen het toch; zie ons eens gekke Amerikanen zijn”) “Shell Games”; saaiheid ligt immers al eens op de loer in deze kabbelende setting. Business as usual daartussen immers; Oberst kruipt eens achter de piano voor een ingetogen “Ladder Song”, plukt van de Monsters Of Folk-plaat die hij samen met Mike Moggis, Jim James en M. Ward maakte “Map Of The World” en begint aan zijn finale.
Dat is vooral slotnummer “Laura Laurent”, dat Oberst samen met Brodin en Stone laat ontsporen in behoorlijk wat chaos. “Lalala”-zingend, duikt de zanger het publiek in, licht ontstemd dat het zo lang duurt voor zijn zang wordt overgenomen. Wanneer dat uiteindelijk dan toch gebeurt, kruipt hij nog even achter de piano om nog wat meer lawaai bij te dragen. Hèhè, dat voelt goed, na al die intimiteit. Meer van dat in de bisnummers dus, met een stevig “Make War”, waarvoor ook voorprogramma Simone Felice aan de microfoon wordt gevraagd.
Met een verbeten “Waste Of Paint” — alweer zo’n bitsig pubernummer uit ver vervlogen dagen — neemt Oberst uiteindelijk afscheid. Het punt is gemaakt, de titel van Bob Dylan van de Jeugd van Tegenwoordig nog eens bevestigd. Oberst kennende zal deze fase dus niet lang meer duren. Laat hem deze tour afwerken, en het wordt weer iets anders: nog eens Desaparecidos, een nieuwe soloplaat, of — waarom niet? — een nieuwe Bright Eyes-plaat. Doe ons maar dat laatste, Conor. OK?