Bejesus! ’t Is altijd net iets opwindender als het uit onverwachte hoek komt. Tot voor een half jaar hadden we nog nooit van dit Deense vijftal gehoord, tot iemand ons de naam influisterde. Na een YouTube-filmpje van matige geluidskwaliteit gezien te hebben waren we al overtuigd. Deze eerste volwaardige plaat doet daar nog een schep bovenop. Op zoek naar de hotste band van het moment uit de marge van de improvisatie, de band om The Cherry Thing op te volgen? Gevonden!
Het vijftal, dat regelmatig ook in afgeslankte bezetting speelt, bestaat al sinds 2007, bracht een tweetal jaar geleden een in beperkte oplage gemaakte 10” uit, en levert met het merkwaardige getitelde Frk. B. Fricka z’n eerste volwaardige langspeler af. Is het feit dat we te doen hebben met vijf vrouwen al opmerkelijk genoeg (eindelijk!), dan zal de specifieke bezetting, met 2 drums, sax, trombone en viool, voldoende zijn om heel wat wenkbrauwen te doen fronsen. En dan krijg je te horen wat ze ermee aanvangen.
Introstukje “Bali” creëert meteen een vermoeden van naarstig bij elkaar gesprokkelde Oxfamimprovisatie, met ratelende percussie en schril snerpende, elektrisch versterkte viool met vaag Aziatische invloeden. Dan komt “Æbler og Pærer” (de titels zijn, net als de liner notes, volledig in het Deens) om de hoek, koppig beukend met staccato ritmes, neurotisch gespannen en jankend als ranzige grootstedelijke punkjazz. Little Women meets Glenn Branca. Gieren, janken, huilen, de sax, trombone en viool met effectenpedalen bedekkend tot je een sound krijgt die pure noiserock is. Soms wat verwant aan het Belgische [sic].
Het kan zelfs nog extremer: “Dødsjazz” en “Hvid Dværg” hebben passages die een en al overstuurde feedback, wanstaltige vervorming en chaotisch gerammel zijn, al barst die eerste uiteindelijk wel los in een door simultane drumsalvo’s opgejaagde finale vol trombonestoten als olifantenscheten. Op de eerste albumhelft (het album is verkrijgbaar op cd en lp) laat eigenlijk enkel “Solkat”, een hypnotiserende bezwering met cyclische ritmepatronen en wentelende blazersmotieven, de pure geluiden van de instrumenten horen. Meer naar het einde doet “Nynorsk” hetzelfde, waarbij een duopassage van ontrafelde sax en trombone langzaam maar zeker ontspoort in een ravage.
Soms, zoals in de titeltrack en “Ude på landet”, klinkt het bijna als rock-‘n-roll, de trombone een vettig scheurende ondergrond, de sax en viool (zo hard rockend hoorden we het instrument zelden na Hot Rats en Mahavishnu Orchestra) op repetitieve gitaarkoers, met folkachtige melodieën die bijna als een zomerbriesje door de plaat waaien. Bijna, want van toegevingen valt eigen amper te spreken zolang er stukken als “Kvalme” (een onheilspellend trage sludgedrone) en “Ruth” (The Flying Luttenbachers of de hardcore noise van Peter Evans en Nate Wooley zijn niet veraf) bij zitten.
Kers op de taart is echter “Hajskindshabit” (daar valt wel iets bij voor te stellen), een ziedende brok punkjazz, het meest furieuze, spetterende, met seks, adrenaline en slechte bedoelingen volgestouwde stuk lawaai dat we de voorbije maanden te horen kregen. Door het vermengen van al die invloeden is Selvhenter gedoemd om een buitenbeentje te blijven, maar dat is enkel een voordeel. Zo klinkt geen enkele andere band. Bovendien is dit meer punk dan het afgezaagde geëmmer dat vaak ervoor versleten wordt. Frk. B. Fricka is dissonant, semichaotisch en excentriek, maar net zo goed spannend en waanzinnig opzwepend. Geen idee hoe dat live uitpakt of wat hier nog op kan volgen, maar op dit ogenblik, hier en nu, op dit eigenste moment, is dit zowat het coolste in onze platenkast. U begrijpt waar we heen willen?