Weinig platen zo geanticipeerd dit jaar als Until The Quiet Comes, de vierde langspeler van Flying Lotus (FlyLo voor de vrienden, Steve Ellison voor de overheid). Voorganger Cosmogramma was immers niet minder dan een tour de force waarin Ellison zijn eigenzinnige instrumentale hiphop openbrak naar kosmische proporties waarin zowat elk genre waarin “soul” centraal staat de revue passeerde in een vloeiend, organisch geheel.
Until The Quiet Comes gaat verder op die weg door eclecticisme hoog in het vaandel te dragen, maar grijpt tegelijkertijd ook wel terug naar de iets minder complexe sound die zijn eerste twee platen 1983 en Los Angeles kenmerkte. De zwierige klankvelden van Cosmogramma zijn hier nog steeds sterk aanwezig, maar daartussenin valt opnieuw meer een nadruk op beats en grooves te horen, terwijl de algemene sfeer meer ingetogen en laidback is.
De grote vraag die dan ook in de lucht hangt, is simpel: is Until The Quiet Comes van hetzelfde niveau als zijn twee voorgangers? En om ze maar meteen te beantwoorden: nee, de plaat kan niet dezelfde hoge toppen scheren als Cosmogramma en Los Angeles, maar blijft wel nog steeds in hoge regionen rondhangen. Dat is enerzijds te verklaren omdat de sound van FlyLo ondertussen redelijk goed gekend is waardoor hier maar weinig verrassingen te rapen vallen, en anderzijds doordat de plaat ietwat vrijblijvender klinkt dan zijn voorgangers. Afgezien van het zwaar groovende “Sultan’s Request”, dat vooral in het tweede deel de subwoofers zwaar op de proef stelt, en een zwierig “The Nightcaller”, is dit hier vooral een lazy afternoon plaat geworden.
Until The Quiet Comes biedt in feite een kwalitatieve verderzetting van die eigenzinnige klankwereld die Ellison zich heeft eigen gemaakt. Neem nu bijvoorbeeld “Getting There”, waarin het diep beukende van ’s mans vroege werk gekoppeld wordt aan de zweverige arpeggio’s die zijn recente werk een sterk hypnotisch karakter geven. Erg duidelijk op deze plaat is de inspiratie die FlyLo gehaald heeft uit het soort jazz fusion dat in de jaren zeventig alomtegenwoordig was bij bands als Return To Forever en Weather Report. Ook daar niets nieuws, het is geen geheim dat Ellison een zwak heeft voor dat soort muziek, maar de sterke nadruk springt er hier toch uit in nummers als “All In”, “DMT Song” en “Only If You Wanna”.
Er wordt ook nergens echt gebroken met het verleden, zelfs niet bij het gastenarsenaal dat door enkele vaste waarden wordt gedomineerd. Zo brengt Thom Yorke een opgemerkte bijdrage in “Electric Candyman” (dat zo naast ’s mans samenwerkingen met Burial en Four Tet kan staan), leent Laura Darlington haar ijle stemgeluid aan een sloom “Phantasm” en duikt Thundercat geregeld op om wat krullerige baslicks in te spelen. Toch enkele nieuwe figuren: Erykah Badu die “See Thru To U” tot een van de hoogtepunten van de plaat maakt, en de zoetgevooisde Niki Randa wiens vocals vakkundig door de elektronische mangel gehaald worden in “Getting There” en “Hunger”.
Hoewel hier niet echt radicaal nieuw territorium verkend wordt, valt toch te horen hoe FlyLo zachtjes de grenzen van zijn reeds bijzonder brede klankwereld verlegt door in “All The Colours” meer IDM te gaan dan we hem al eerder hoorden met een overdaad aan korte verknipte samples en glitchy percussieklanken. Een keer gaat FlyLo hier ook uit de bocht, met een weinig overtuigend “Putty Boy Strut” waarin een aantal synths zich gevaarlijk op het randje van het irritante begeven. Helaas, maar mogelijk is dit het eerste FlyLo nummer op een officiële plaat dat zonder meer geskipt kan worden.
Maar afgezien van die ene misstap dus wel weer een uitstekende plaat, die vooral bevestigt dat Flying Lotus een blijvend talent is dat zonder meer hoog in de lijst van elektronicahelden kan geplaatst worden. Als hij zich bovendien bij een volgende plaat weer kan heruitvinden, hebben we misschien wel te maken met het grootste elektronisch wonderkind sinds Aphex Twin.