In een bewogen carrière van meer dan dertig jaar is er normaal geen gebrek aan hoogtepunten, en de beslissing van het Nederlandse The Ex om in 2004 naar Addis Abeba te reizen om er de Ethiopische saxofonist Getatchew Mekuria te ontmoeten, was absoluut een van z’n vruchtbaarste ideeën. Het leidde sindsdien niet enkel tot bijna honderd gezamenlijke concerten en een uitstekend album (Moa Anbessa, 2006), maar zes jaar later ook tot Y’Anbessaw Tezeta, een tweede album dat er kwam op vraag van Mekuria zelf én dat de voorganger nog eens overklast.
Wie Moa Anbessa in huis heeft, weet wat voor een bijzondere stunt de betrokkenen daarop uithaalden. Het vond immers een spontaan en soms opwindend evenwicht tussen de jachtige punk van de Nederlanders en de unieke volksmuziek en stijl die Mekuria met zich meebracht. Eerste vaststelling: de insteek van The Ex lijkt iets minder prominent geworden, met deze keer geen “Musicawi Silt” of “Ethiopia Hagere”, songs die eigenlijk naadloos aansloten bij het bekende gitaargerammel, maar dan in een exotisch jasje gestoken. Deze keer staat Mekuria écht centraal, met The Ex en een resem gastblazers in een meer ondersteunende rol.
Dat dit niet moet betekenen dat het allemaal wat verwaterd is naar flets functioneel spel, wordt echter al snel duidelijk: de blazersarrangementen zijn deze keer nog warmer, subtieler en rijker. Met Xavier Charles (klarinet), Ken Vandermark (baritonsax/basklarinet), Brodie West (altsax), Joost Buis (trombone), Wolter Wierbos (trombone) en Colin McLean (bas) beschikken Mekuria en The Ex dan ook over een backing band die dat begrip moeiteloos overstijgt, terwijl Ex-zanger Arnold de Boer ook nog eens de trompetpartijen voor z’n rekening neemt.
De bitsige vocalen van G.W. Sok, nog zo prominent op Moa Anbessa, zijn nu verdwenen en worden niet vervangen, want dit is een volledig instrumentale plaat. Wat je ervoor in de plaats krijgt — bewerkingen van traditionele Ethiopische volksmuziek, gezien door de unieke ogen en jankende speelstijl van Mekuria — is gewoonweg goud waard. Van de sensueel schuifelende opener “Ambassel”, waarvoor gebruik gemaakt werd van een historische klarinetsolo van de leider, tot afsluiter “Zerafew/Eregedawo”: alles baadt hier in een sfeer van onderlinge overeenkomst en speelplezier.
Dat laatste, wat duidelijk is uit de vele commentaren en prachtige foto’s in het 40 pagina’s tellende boekje, is meteen ook de grootste troef van Y’Anbessaw Tezeta: je hoort de ervaring en de inzet van deze tracks spatten. Vandermarks openhartige getuigenis spreekt daarbij ook van moeilijke momenten — Mekuria is veeleisend, terwijl zijn eigenzinnige aanpak, achtergrond en de moeilijke communicatie voor een extra struikelblok konden zorgen — maar dat die werden overkomen en dat ze tot deze resultaten leidden, spreekt boekdelen over de volharding van de muzikanten.
Naast de warmte en de bonte verzameling songs valt meteen ook de dosering op waarmee tewerk gegaan wordt. Soms staat alles in het teken van de aanstekelijke ritmes van Katherina Bornefeld en de herkenbare, zingende en kronkelende stijl van Mekuria, die zelfs helemaal centraal staat in solostuk “Tezeta”, dat hij vorig jaar ook al in Kortrijk liet horen. Op andere momenten krijg je een mooie wisselwerking van sobere momenten en voluptueuze arrangementen, vaak met knappe call & response-structuur, zoals in het drieluik “Bertukane/Yemetebela Wof/Shegitu”, waarbij de gitaren van Terrie Ex en Andy Moor perfect ingebed liggen in het spel van de blazers.
De songs, waarvoor Mekuria niet enkel te leen ging bij voorgangers, maar ook de oudere traditie, blinken uit in authenticiteit: zo zijn de trouwfeestsongs “Yegna Mushera” en “Almaz Men Eda New” allebei luchtig en charmant, maar de ene op een elegante, lichtvoetige manier en de andere uitbundiger, als een op hol geslagen fanfare. Elders zijn er ook een paar ‘warrior songs’, die wat directer zijn, en minder feestelijk, maar al even vurig. Hoogtepunt wat dat betreft, is “Aha Gedawo”, dat wordt voortgestuwd door zo’n typische tegendraadse maatsoort, met daarop een verschroeiende solo van Mekuria.
Was Moa Anbessa een sterke plaat met enkele piekmomenten, dan is de consistentie hier ronduit indrukwekkend. Van zo’n hoog niveau zelfs, dat de groep pas écht op dreef lijkt te komen in de tweede albumhelft. De conclusie is dan ook duidelijk. Voor de 76-jarige Mekuria, die laat weten dat dit wel eens zijn allerlaatste release zou kunnen zijn, is het een hartverwarmend mooi en eclectisch slotstuk geworden, terwijl het voor de Nederlanders een zoveelste knappe halte is in een carrière die geen gelijke heeft in de Lage Landen en vér daarbuiten. Prachtig.
Bovenop het album krijg je er ook nog eens een bonus-cd bij, met muziek uit verschillende contexten: live met het ICP Orchestra, met The Ex en zelfs enkele opnames uit de vroege jaren zestig.