N.E.E.T., 2010
Kent u die ene scène uit ‘Indiana Jones & the
Raiders of the Lost Ark‘, waarin Indy geconfronteerd wordt met
een onguur type dat ostentatief en met een goed gevoel voor
showmanship met zijn sabel in het rond begint te zwaaien? Nadat de
naïeveling zijn intimiderende kunstje heeft stopgezet, grijpt Indy
in een vaak gekopieerde move naar zijn pistool om hem zonder boe of
ba met één schot tegen de zoden te werken. Wel, die move, dát is
Sleigh Bells. Geen franjes, niks rond de pot draaien, vooral geen
voorspel. Gewoon “BLAM!”, de beuk erin en keihard gaan.
‘Tell ‘Em’ gaat van start met de meest genadeloos dreunende beat
– ’t is eigenlijk eerder een in een halve seconde tot gruis
verpulverde rotsblok dan een beat, maar passons – sinds,
laat ons zeggen, mensenheugenis. Tussen die oorschelpverbrijzelende
dzjoefen en een vettige gitaarlijn (gitarist Derek Miller
speelde ooit nog bij Poison the Well) komt de meisjesachtige stem
van Alexis Krauss quasi-onschuldig bovendrijven: schijn bedriegt,
want ’t is eerder een in schaapsvacht vermomde duivelin dan een
lief schoolmeisje, getuige daarvan de tot pulp vermalen
kinderstemmetjes op de achtergrond van ‘Kids’.
Het gierende contrast tussen de instrumentatie die naar verluidt
gebruikt kan worden om gebouwen mee te slopen, en Krauss’
vals-lieflijke, bijna ijzige jongemeisjesstem zorgt niet voor een
experimenteel kader waarin noise en drones hun improviserende ding
kunnen doen, maar wel – ironisch genoeg – voor funky, terminaal
catchy punkpop, al is het meezingmuziek van de meest
schuimbekkende soort; “dumb whores, best friends,” briest Krauss
nog in ‘Infinity Guitars’. Niet opzetten wanneer de bomma op bezoek
komt, dus. Tenzij u het mens een driedubbele hartaanval en een
ingeslagen trommelvlies wil bezorgen, natuurlijk.
‘Run the Heart’ veroorzaakt minder deining op de schaal van
Richter, maar compenseert ruimschoots met een onweerstaanbare
scheut elektrohiphop. ‘Rachel’ is dan weer net-niet platte rave met
een fameuze hoek af en ‘Crown on the Ground’ lijkt gemaakt met één
doel voor ogen, zijnde het onherroepelijk doen uiteenspatten van uw
stereo-installatie. Dat u zult staan swingen terwijl rondom u de
boel ontploft, staat echter buiten kijf. Vette punk- dan wel
metalriffs hakken zich met de subtiliteit van een botte bijl door
de gierende elektronische beats. Ik zeg nu “beats,” maar in feite
klinken de onverdunde noise-explosies eerder als een bombardement
of een salvo uit een machinegeweer dan als iets dat u hoort op de
vloer van de gemiddelde discotheek op zaterdagavond.
Er staan in feite geen dipjes op ‘Treats’ en Sleigh Bells is een
duo dat u niet alleen moet onthouden voor de meest furieuze
feestplaat, wel euh, ooit gemaakt, maar ook als de compromisloze
DIY-makers van ongegeneerd wild om zich heen schoppende poptoppers.
Hiphop en grime op z’n M.I.A.’s meets de elektropunk van
Crystal Castles. Zoiets, maar dan vuiler, harder, en met de ballen
van een volgroeide walvis. Bitchin’, kortom, en zonder twijfel één
van de leukste platen van het jaar.