
Even leek het erop dat het dan toch niet meer ging gebeuren voor
Delphic. Toen de band in het voorprogramma stond van
Bloc Party, en met zijn perfect in de tijdsgeest passende sound
zelf steeds vaker en vaker het middelpunt van de belangstelling
werd op de juiste muziekblogs, leek het broodje van het viertal uit
Manchester wel gebakken te zijn. Niets bleek minder waar, want de
hype bleef een hype en de positieve respons van de luisteraar bleef
uit.
Zo stond Delphic vorig jaar bijvoorbeeld op het podium van Polsslag, een optreden dat
nagenoeg onopgemerkt aan het Belgische publiek voorbijging. Wat er
precies gebeurd is, is onduidelijk, maar het is een feit dat het
tij opnieuw gekeerd is en dat de doorbraak van Delphic nu wel
degelijk een feit is. De groep speelde in november 2009 op het
podium van Jools Holland én maakte deel uit van de top drie van
BBC’s Sound of 2010, en dan weet je dat het maar een kwestie van
tijd is vooraleer de rest van de wereld inpikt.
Delphic verkoopt nu zowat alle Britse shows met het grootste gemak
uit, en ook buiten het Verenigd Koninkrijk weet men tegenwoordig
geen blijf meer met zijn enthousiasme wanneer het deze band
betreft. Is Delphic dan werkelijk zó goed? We gaan er geen doekjes
om winden: neen. Maar we geloven dat u vast een iets genuanceerder
antwoord op voorgaande vraag gewenst had, en daarom overlopen wij
bij deze samen met u ‘Acolyte’, het gelauwerde debuutalbum van de
Mancunians.
Het album opent met ‘Clarion Call’, een song die de luisteraars
allicht meteen in twee kampen verdeelt: aan de ene kant de die-hard
liefhebbers van Klaxons-achtige new rave, en aan de andere kant zij
die allang blij zijn dat die stroming stilaan zijn
houdbaarheidsdatum aan het overschrijden is. De eerlijkheid gebiedt
ons te zeggen dat wij ons eerder bij die tweede groep scharen. De
catchy single ‘Doubt’ bevindt zich genregewijs in hetzelfde hokje,
maar weet ons toch beduidend meer te paaien.
Ook ‘This Momentary’ slaat aan. Delphic wordt wel eens vergeleken
met stadsgenoten New Order, een vergelijking die ons wat het
merendeel van ‘Acolyte’ betreft volkomen ontgaat, maar in dit
specifieke nummer wel steek houdt. Minstens even enthousiast zijn
we verder op het album bij titeltrack ‘Acolyte’ en bij het
daaropvolgende ‘Halcyon’. Eerstgenoemde is een negen minuten
durende instrumentale song die weliswaar gedurende die volledige
lange zit weet te boeien. ‘Halcyon’ haalt het dan weer omwille van
het opzwepende refrein en de leuke gitaartjes die de beats
doorspekken.
De rest van ‘Acolyte’ slaagt er niet in evenveel lof te ontlokken.
‘Red Lights’ is langdradig, ‘Submission’ is een veel zwakkere kopie
van The Pet Shop
Boys, ‘Counterpoint’ begint veelbelovend maar blijft eindeloos
rondspinnen zonder climax, en ‘Ephemera’ is uiteraard maar een
verbindend tussenstukje dat uitdraait op slotnummer ‘Remain’, dat
de boel niet meer weet te redden.
Ons gemeende enthousiasme betreffende vier van de tien tracks belet
ons te beweren dat Delphic een slechte band is. Waarom uitgerekend
deze groep echter op de lof kan rekenen die hen de laatste tijd in
steeds extremere hoeveelheden toegekend wordt, blijft ons echter
een raadsel. Natuurlijk, ‘Acolyte’ is bijzonder goed gemaakt. De
productie is zo glad als een aal en de nummers lijken stuk voor
stuk goed doordacht. Misschien is dat cleane geluid ook meteen de
reden waarom we helemaal niets lijken te voelen als we naar het
album luisteren. Een andere stoorzender is het futuristische
sfeertje van ‘Acolyte’, dat de plaat ironisch genoeg vaak wat
achterhaald doet klinken.
Hoewel de kwaliteiten van ‘Acolyte’ hier en daar zeker kunnen
vaststellen, moeten we globaal gezien toch afhaken bij het hypen
van Delphic.
Delphic speelt op 14 februari 2010 in de Rotonde van de
Botanique in Brussel (uitverkocht).