In het jaar 1990 ontstond in Vlaanderen F.C. De Kampioenen, de humorreeks die nog steeds als de onbetwiste kampioen van de VRT geldt. In datzelfde jaar sloegen ook drie Nederlanders de handen in elkaar voor één van de meest baanbrekende humorreeksen uit de lage landen: Jiskefet. Vreemd genoeg zouden bepaalde sketches en personages uit die reeks opvallend populair worden.
De humor van het Jiskefet-trio (Herman Koch, Kees Prins en Michiel Romeyn) teerde immers op een pijnlijk accurate analyse van de (Nederlandse) maatschappij waarbij verschillende bevolkingsgroepen (van marginalen tot verwende studenten en kantoorklerken) genadeloos in hun hemd gezet werden. Niemand was veilig voor de bijtende spot en vlekkeloos neergezette stereotyperingen van de heren van Jiskefet. Diezelfde satirische weerzin vond ook zijn weerklank in de romans van Herman Koch, die een jaar voor Jiskefet op de buis kwam, met de roman Red Ons, Maria Montenelli voorzichtig naam maakte.
In de daaropvolgende jaren werkte Koch gestaag verder aan zijn oeuvre, waarbij hij afwisselend romans en verhalenbundels publiceerde (in 1985 had hij al een verhalenbundel uitgebracht). Met Het diner, zijn zesde roman, lijkt de aandacht eindelijk finaal naar de schrijver verschoven te zijn. Koch heeft het schrijversmetier meesterlijk in de vingers en weet zijn lezers zo te bespelen dat deze na afloop niet eens meer durft te zeggen wie van de personages nu wel en wie niet zijn sympathie wegdragen kan of mag.
Echt sympathieke personages heeft Koch nooit ten tonele gevoerd maar ditmaal maakt hij het wel heel moeilijk om voor zijn personages ook maar een greintje sympathie te voelen. Nochtans heeft de lezer aanvankelijk vooral sympathie voor de verteller die zijn tafelgenoot alsook het restaurant dat deze uitgekozen heeft, treffend weet te reduceren tot hun respectievelijke pompeuze schijnheiligheid. Naarmate het verhaal vordert, verschuift de sympathie echter onmerkbaar naar het nochtans mateloze irritante voorwerp van de vertellers spot.
Het verhaal start redelijk onschuldig met enkele rake sneren naar de elitaire, hippe restaurants en de "publiek bezit"-figuren wiens "we zijn gewone jongens onder elkaar"-routine niet meer dan een genante façade is, maar gaandeweg ontspoort het in een akelige onthulling die enorm wrang smaakt. Langzaam maar zeker brokkelen steeds meer façades af en komt de onverschillige wreedheid boven drijven. Koch zet zijn personages niet zozeer in zijn hemd, veeleer toont hij waartoe ze in staat zijn eens ze zich bedreigd voelen in hun burgerlijke leventje.
Hoewel het verhaal zich relatief rechtlijnig afspeelt tijdens een etentje in een restaurant, durft Koch hier en daar ook met het perspectief en de tijdslijn te spelen. Op die manier krijgen gebeurtenissen die zich tijdens de avond afspelen, een nieuwe betekenis naargelang de informatie die vrijgegeven wordt. Samen met enkele nodige flashbacks als achtergrondduiding, lokt hij zo de lezer steeds dieper zijn labyrint in tot deze radeloos en verweesd achterblijft.
Diners hebben in romans en films altijd al een dankbare setting gevormd voor een klinische analyse van het (klein)burgerlijk bestaan. Op dat vlak vindt Koch zeker en vast het warm water niet uit. De manier waarop hij het gelukkige gezinnetje en de gedeelde waarden deconstrueert en perverteert zijn echter volledig zijn verdienste. Door op een intelligente manier met de verwachtingen van de lezer te spelen en deze finaal een bittere pil te laten slikken, gooit Koch zijn Jiskefet-verleden definitief van zich af. Het diner is een roman die nog lang op de maag blijft liggen.