



Het moet geleden zijn van toen Peter Van de Veire oog in oog
stond met Jackie Lafon in ‘Man bijt hond’ dat er zo hard werd
uitgekeken naar een clash der titanen. Een duel tussen Jackie Chan,
de slapsticky chopsockyman en Jet Li, de vinnige bottenkraker, kon
alleen maar oorverdovende tjakaa’s en banzaai’s
opleveren, ware het niet dat ze de sukkelaars gedumpt hebben in het
kindvriendelijke cheesefest ‘The Forbidden Kingdom’.
Regisseur Rob Minkoff – nochtans ooit de coregisseur van
animatieklassieker ‘The Lion King’ – verwerkt zowat alle
kungfuclichés haïkugewijs in een ongeïnspireerd fantasyfilmpje
waarin de moves van de legendarische knokkers verdrongen
worden door makkelijke computereffecten, kitscherige kostuums en
een Amerikaanse snotneus met een plukje schaamhaar op zijn
kippenborst gekleefd. Zelfs de kinky witharige heks met lederen
zweepje kan deze op Amerikaanse leest geschoeide Kung Phooey niet
redden.
Jason (Michael Angarano doet heel hard zijn best om Shia LaBeouf
te imiteren) is een tiener die geobsedeerd is door alles wat met
kungfu en martial arts te maken heeft. Na een schermutseling met
een bende stereotiepe pestkoppen in zijn favoriete
Chinatownwinkeltje (uitgebaat door Jackie Chan in
oudeventjes-make-up), komt hij via een magische staf in een nog
magischere Chinese wereld terecht. Blijkbaar is die staf het wapen
van een onsterfelijke apenkoning (Jet Li als verwilderde
Thundercat) die al een paar eeuwen versteend staat te wezen op het
binnenpleintje van een gemene krijgsheer. Met de hulp van een Lu
Yan, een dronken pelgrim (Jackie Chan), een wicht dat zichzelf
gouden mus noemt en een stille monnik (nog eens Jet Li), moet
uitverkorene Jason de magische staf terugbrengen naar de Monkey
King om aldus de vrede in het magische koninkrijk te herstellen.
Tijdens de avontuurlijke tocht krijgt Jason ook nog eens kungfu
voor beginners en wordt hij achterna gezeten door een heks die
geboren werd uit een nest wolven. Grfff…
Ondanks het jaren tachtig aanvoelende toontje (een zweem ‘The
Neverending Story’, een snuif ‘The Karate Kid’) en de retrocoole
begingeneriek waarin vintage Shaw Brothers-affiches door elkaar
geanimeerd worden, valt ‘The Forbidden Kingdom’ vrij snel door de
mand als een inspiratieloos actiefilmpje op kindermaat. Minkoff
doet geen moeite voor een sfeervolle opbouw rond de archetypische
outsider die zal uitgroeien tot een held in een fantasiewereld en
laat zijn hele film drijven op een samenraapsel van ideetjes,
clichés en platgetreden paden. ‘The Forbidden Kingdom’ is
voorspelbaar, mechanisch in elkaar geflanst (de nepdecors van
‘Mamma Mia!’ zijn er niks mee vergeleken) en mist de zwierigheid,
de knipogen naar het wuxia-genre en de ouderwetse magie die in
overvloed aanwezig was in de eighties nostalgia classics
die ongetwijfeld als voorbeeld gediend hebben.
Gelukkig is er choreograaf Yuen Woo-ping (‘Crouching Tiger
Hidden Dragon’, ‘The Matrix’), die de niet zo campy brol voorziet
van een paar onmemorabele, maar op zijn minst entertainende
knokscènes. Zo laat een klassiek bargevecht zien dat Jackie Chan
het ook na zijn vijftigste nog altijd kan en is de eerste
confrontatie tussen speelse Jackie en norse Jet een opwindend
stukje actiecinema. Een vroegtijdige climax, mede dankzij Rob
Minkoff, die weet dat de vechtjassen geen behoefte hebben aan een
flashy beeldvoering en chaotische montages. Een beetje jammer dat
na dat viriele stukje adrenaline het vet van de soep is. De special
effects waren al opzichtig aanwezig om de heren een voetje te geven
(omdat het absoluut fantasy moet zijn, krijgen we onnozele
tovenarij te zien die je vooral doet afvragen waarom ze vooraf
‘normaal’ vechten), maar naarmate het verhaal vordert transformeert
‘The Forbidden Kingdom’ meer en meer in een overdadige
effectenstorm van blue- en greenscreens. Stom en overbodig want
zowel Chan en Li laten zien dat ze het – op een paar
zwaartekrachtdoorbrekende draadjes na – echt wel alleen kunnen.
Maar kom, die actie is aangenaam en ook al fikt het scherm niet
op door de aanwezigheid van de hoofdacteurs (die nog altijd
fonetisch Engels broebelen alsof ze een halve kilo hete patatten in
hun mond hebben), ze amuseren zich wel in dit luchtige
familiefilmpje. Wat natuurlijk niet wegneemt dat ‘The Forbidden
Kingdom’ er een paar keer fameus over gaat in debiliteit. Dingen
als de Poort van Geen Poort doen de ogen rollen en ook de manier
waarop er geruisloos wordt overgeschakeld naar het koeterengels van
Chan is te belachelijk voor woorden. Maar daar eindigt het niet.
Het meisje met de luit dat over zichzelf praat in de derde persoon
doet een ernstige psychose vermoeden en ook de dodelijke hair
extensions van de niet onbevallige heks horen eerder thuis in een
spoof dan in een hommage. Komt daar nog bij dat Jackie Chan
gedurende de hele film met een soort Milli Vanilli-pruik rondhost
en dat de main villain nog meer janetterige oogschaduw
draagt dan Boy George. Maar het is Jet Li die met de grootste
Oh My God gaat lopen als de ondeugend giechelende
apenkoning wiens bakkebaarden verdacht veel op aangeplakte wilde
cavia’s lijken. Om van de Wyndaele-wenkbrauwen nog maar te zwijgen.
Veel kleine foute pleziertjes, maar neem ze allemaal samen en je
krijgt een opdringerige aaneenrijging van nonsens die meer
irriteert dan amuseert.
Op zijn beste momenten is ‘The Forbidden Kingdom’ een schadeloos
kungfu-fantasietje voor de koters. Jammer genoeg zijn die momenten
veel te schaars en moet deze rommelige avonturenkomedie het
voornamelijk doen met schreeuwerige CGI, een onnozele nonplot en
een gniffelende Jet Li die Jackie Chan trakteert op een golden
shower. Al een geluk dat Bruce Lee het niet meer hoeft mee te
maken.