Een man op jaren vindt een modderig rockfestival niet echt zijn biotoop meer, die trekt de theaters in. Net als een aantal jaar geleden promoot Thé Lau dus ook nu zijn nieuwe, Tempel der liefde, met een eindeloze theatertournee. De kaalheid van de vorige tournee wordt deze keer gecounterd door het glijmiddel van een strijkkwartet, en dat brengt hem af en toe vervaarlijk in het vaarwater van Frank Boeijen en Stef Bos.
Pas op zijn meest recente plaat heeft Lau eindelijk de erfenis van The Scene achter zich gelaten, maar op de planken overtuigde hij al even solo. Rauw, hees en teder bracht hij — enkel begeleid door toetsenman Jan-Peter Bast — uitgebeende versies van het beste van The Scene en nieuw solowerk. Hoe indringend en sterk die show was, werd gedocumenteerd op de dvd Thé Show.
Op Tempel der liefde liet Lau voor het eerst de gitaar wat meer los, en zocht hij naar andere manieren om zijn songs in te kleuren. Dat gebeurde al eens door het strijkerskwartet Pavadita uit te nodigen, andere keren door vooral géén gitaar aan te raken of met beats te werken. Die aanpak is behouden voor de begeleidende theatertournee, maar in tegenstelling tot op de plaat, komt een en ander live niet altijd tot zijn recht.
Dat de toeschouwers vooral geen nostalgieset moeten verwachten, blijkt. Op bisnummer "Blauw" na worden van The Scene de minder bekende albumtracks "Feest", "Wild en luidruchtig", "Slapen, dromen, zweten" en een verrassend "Bruid" gespeeld. Nadruk ligt op de nummers van Tempel der liefde en wat aanvullende nummers uit De god van Nederland.
De vier dames van Pavadita zijn mee op tournee — Lau stelt ze met zoveel liefde voor dat je er spontaan zelf een beetje verliefd op wordt — en dat is van bij het begin duidelijk. Solo zetten ze in, en wanneer Lau opkomt met pianist Bast blijkt het nummer een vertaling van "Street Hassle" van Lou Reed te zijn. Er zal nog meer onbekend materiaal in de set sluipen met onder andere een op muziek gezet gedicht van Neeltje Maria Min.
Of hij nu gitaar speelt, zich laat begeleiden door Bast of door één enkele strijker, bindmiddel van de avond blijft Lau’s stem. Wanneer hij de gitaar loslaat — en dat gebeurt vaak — neemt iets van de houterige hoogspanning van Brel bezit van zijn lijf. Het tekent voor een prachtig "Tempel der liefde" en ook "Lantaarn" schittert. "Maan" krijg door Pavadita een pracht van een coda aangemeten.
En toch stoort de nadrukkelijke aanwezigheid van die strijkers gaandeweg. Dat het viertal zichzelf en hun cd tot tweemaal toe mogen promoten middels een tango, dat is tot daar aan toe, maar teveel is teveel: wanneer Lau belooft "alle liedjes over de dood maar in één keer te spelen" en "De vriendschap" inzet, heb je het wel gehad met die eeuwige violen.
Door deze songs in die gladde arrangementen te verdrinken, haalt Lau er ook de spankracht uit. Het enige woord dat nog blijft hangen is "mooi", en dat is te weinig waar "intens", "uitgebeend" en "beklijvend" op zijn plaats zouden zijn. Bref, Thé Lau maakt er op zijn huidige tournee veel te hard een echte schouwburgvoorstelling van die het al wat oudere publiek (is het écht al zo lang geleden allemaal?) niet mag verontrusten.
Natuurlijk blijft Lau nog altijd een beetje de God van de Nederlandstalige rock, maar we hebben al betere versies van hem gezien.