Tot voor een paar jaar was ik een grote fan van Stephen King –
in boeken als ‘The Shining’, ‘The Stand’ en ‘It’ weet hij op
onnavolgbare manier het alledaagse een vreselijke wending te geven
in de richting van zuivere horror. Maar toen kwamen er boeken als
het rammelende ‘Bag Of Bones’ en het pretentieuze ‘Hearts In
Atlantis’, en naarmate King zich van de gruwel afwendde om zich met
Ernstige Thema’s bezig te houden, bleef enkel het alledaagse nog
over. Waar de banaliteit vroeger werd uitgebuit om achteraf eens zo
gruwelijk over te komen, bleef hij nu gewoon in die banaliteit
steken, vaak met een dikke laag stroperige symboliek erover.
‘Hearts In Atlantis’ is het meest teleurstellende voorbeeld
hiervan, een collectie van vijf verhalen, één lang, vier korte, die
een caleidoscopisch portret willen geven van een opgroeiende jongen
in de jaren zestig. Voor de film beperkte men zich enkel tot dat
eerste verhaal, ‘Low Men In Yellow Coats’.
Bobby Garfield (Anon Yelchin) is een elfjarige die het niet
makkelijk heeft: zijn vader is een aantal jaar geleden overleden en
zijn moeder heeft het zo druk met haar weinig impressionante
carrière als secretaresse dat ze gewoon te weinig tijd voor hem
overhoudt. In plaats van de fiets die hij echte wilde, krijgt hij
voor zijn verjaardag een bibliotheekkaart voor volwassenen. Maar
dan komt de mysterieuze (want Britse, schijnbaar) Ted Brautigan
boven hen wonen, en alles verandert. Brautigan weet hem te
vertellen welke boeken hij dient te lezen, vertelt hem diepzinnige
verhalen over baseball wedstrijden van lang vervlogen tijden,
enfin, hij wordt de vader die Bobby nooit had. Brautigan bezorgt
Bobby zelfs een jobje: voor één dollar per week leest hij zijn
bovenbuur de krant voor én houdt hij in de buurt een oogje in het
zeil voor “Lage Mannen”.
In het boek zijn die Lage Mannen meer symbolisch dan wat anders,
de duistere figuren die, willen of niet, volwassenheid inluiden
voor Bobby. Op een tastbaar niveau grijpen ze terug naar de ‘Dark
Tower’-verhalen van King, die ik niet heb gelezen. Wie dat wel
heeft gedaan, begrijpt er in het boek allicht meer van. In de film
wil en kan men niet op die manier verwijzen naar Kings ander werk,
en houdt en het erop dat de Lage Mannen FBI-agenten zijn die
Brautigans gave van helderziendheid willen gebruiken. Hé, het is
Koude Oorlog voor iets, of niet soms?
Niet dat dat zo belangrijk is. Het voornaamste is, dat er iets
aanwezig is op de achtergrond dat Bobby’s relatie met Brautigan
bedreigt, dat zijn laatste vaderfiguur dreigt af te nemen, waarmee
ze Bobby onverbiddelijk tot de volwassenheid veroordelen.
Een groot deel van de film handelt dus over nogal platgetreden
thema’s als Kindertijd, Volwassenwording, Het Leven Ontdekken.
Thema’s waar Hollywood (en Stephen King) wel pap van lusten, en die
ze dan ook al zo vaak hebben behandeld dat ze op die manier
geschreven dienen te worden, met hoofdletters. We hebben het
allemaal al vaker gezien, en regisseur Scott Hicks (van het mooie
‘Shine’ en het ergerlijk pretentieuze ‘Snow Falling On Cedars’)
weet niets nieuws aan het genre toe te voegen.
De film begint krek hetzelfde als ‘Stand By Me’, die andere
nostalgische Kingverfilming; een volwassen man ontdekt dat één van
zijn jeugdvrienden gestorven is, en denkt terug aan De Zomer Van
Zijn Jeugd, toen het gras nog groen was, de radio alleen nummers
van The Platters speelde en de eerste kus nog moest komen. En de
dieren nog konden praten, jaja.
Vergelijkingen met die melancholische klassieker van Rob Reiner
pakken echter niet al te best uit voor ‘Hearts In Atlantis’. In
tegenstelling tot ‘Stand By Me’, weet deze film op geen enkel
moment een greintje charme uit te stralen; de belegen clichés van
alle films over de jaren vijftig/zestig worden hier routinematig
herhaald. Het meisje waar geen ander ooit aan zal kunnen tippen, de
pestkop die zijn bekomst krijgt, de kermis die in de stad is, de
afwezige moeder enzovoort. Overgiet dat allemaal met een saus van
nostalgische hitjes van toen, en je hebt een film. Alleen geen erg
goeie.
Anton Yelchin is goed als Bobby – geen geringe prestatie, gelet
op het feit dat hij als twaalfjarige tegenover Anthony Hopkins
staat als Brautigan. Hopkins zelf probeert enig gevoel in zijn vele
melige monologen te steken, maar het blijft vechten tegen de
bierkaai van een inferieur scenario. Om zijn mentale verwarring te
tonen, vereisen verscheidene scènes van hem dat hij met een glazige
blik voor zich uitstaart en Iets Gewichtig zegt. Andere keren wordt
hij verplicht diepzinnige uitspraken te doen, zoals: “Sometimes
when you’re young, you have moments of such happiness, you think
you’re living in someplace magical, like Atlantis must have been.
Then we grow up and our hearts break into two.” Je kunt voelen hoe
Scott Hicks zich moest inhouden om hier geen fluorescerende
ondertitel aan te brengen: “Sleutelmoment!!!”
Waarschijnlijk zal geen enkele film er ooit helemaal in slagen
om het gevoel over te brengen elf jaar te zijn en de wereld voor je
te zien opengaan. Waarom niet? Omdat zo niet werkt, buiten de
films. Had u in uw jeugd één bepaald, magisch moment waarop alles
duidelijk werd? Welnee, je leeft en je leert, en pas achteraf zie
je dat je veranderd bent. Wat Hollywood en Stephen King ons niet
willen vertellen, is dat er nooit één gebeurtenis is waardoor een
kind volwassen wordt, waardoor je leven voorgoed verandert. En
zelfs al was dat wel zo, dan nog zou dat niet op zo’n voorspelbare,
oubollige manier gebeuren als in ‘Hearts In Atlantis’.
http://www.heartsinatlantis.net/