Net nu hij met Skeleton Tree zijn meest intimistische plaat uit heeft, trekt Nick Cave voor het eerst langs de grootste concertzalen. Dat is geen probleem, de voormalige oppervleermuis leeft van zulke tegenstrijdigheden. En toch zag je hem vrijdagavond af en toe worstelen, tijdens een concert dat soms meer naar publieke rouwverwerking neigde.
“With my voice, I am calling you”; het is in het tweede nummer, “Jesus Alone”, dat Nick Cave de essentie van dit concert helder maakt. Van op de rand van het podium grijpt hij naar handen, zoekt hij contact, en plots valt het op: nooit eerder was er zo weinig afstand tussen de frontman en zijn publiek. Letterlijk — er is geen frontstage als onoverbrugbaar niemandsland — zowel als figuurlijk: hij laat zich graag aanraken, valt voorover op de eerste rijen. Het handenschudden tijdens “Magneto” is geen hautaine geste, zoals het vroeger zou zijn geweest; het is zoeken naar steun. Dat Cave de dood van zijn te pletter gevallen zoon Arthur nog steeds aan het verwerken is, wordt niet uitgesproken. Maar hij vertelt het vanavond in alles wat hij doet.
Dat hij niet langer verhalende songs kan maken als vroeger, besefte hij al snel na dat ongeluk, en hoor je ook op het met elektronische onderlagen gelardeerde Skeleton Tree, één van de platen van vorig jaar. Live kan Cave niet anders dan er opnieuw wat meer van maken; gestileerd verdriet. Het doet bij momenten naar adem happen. Het lijkt alsof Cave ons meer nodig heeft op deze tour, dan wij hem. Of dat de nood voor één keer toch wederkerig is.
Gestileerd: ja. Theater: neen. Dat lukt niet goed meer. In “Higgs-Boson Blues” lijkt het loopje heen en weer zenuwachtig, en wanneer dan toch oude nummers moeten aangevat zie je Cave zoeken naar een oude zelf die onbereikbaar is. De donderende prediker van “From Her To Eternity” heeft iets werktuiglijks. De pasjes zijn er, de sjamanenmoves, maar het heeft iets bestudeerds en houterigs. Het komt niet meer vanzelf, voelt niet meer soepel aan, zoals ook een ongemakkelijk “Tupelo” laat horen.
En dat ligt niet aan The Bad Seeds, een zestal dat nooit beter heeft samengespeeld dan nu. Met Warren Ellis in de rol van dirigent, soms centraal hoog op het podium dominerend, soms rechts neerzittend, kunnen ze zowel de intieme nieuwe songs inkleuren — die toetsen als een pruttelende inbelverbinding onder “Jesus Alone” — als een onweerstaanbare storm opwekken. De finale van een traag maar onhoudbaar opgebouwd “The Mercy Seat” is kort, maar verbluffend: een plotse eruptie van geweld, die des te harder aankomt omdat ze even plots weer weg is: een mokerslag.
De oude en de nieuwe Cave botsen dus met elkaar, willen elkaar de hand reiken, maar vaak glijden de vingers net van elkaar af voor het zover is. Het is gek hoe showbizzmomentjes zijn ingebouwd. De manier waarop Cave na de eerste zin van “The Ship Song” even bewust pauze laat voor het herkenningsapplaus en een vriendelijk knikje richting zaal, is Engelbert Humperdinck waardig. “The Weeping Song”, met een refrein dat vanavond als een machtige troostbom openbarst, wordt stilgelegd voor een ongemakkelijk spelletje flamencoklappen. Pianonummer “Into My Arms”, altijd al net iets te klef en vanavond even verkeerd ingezet, wordt helemaal Stef Bos wanneer het publiek vanuit de zaal netjes meezingt. Schmalzy? Een klein beetje maar.
Dan komt “Girl In Amber”, stilstaand gezongen, duizend keer harder aan, net als “Distant Sky”, waarvan sopraan Else Torpe van op het projectiescherm het leeuwendeel voor haar rekening neemt. Cave gaat even achter zijn piano zitten, stelt zich tevreden met wat toetsenwerk, om pas op het einde opnieuw de microfoon te nemen. Soms is het beter als je even mag zwijgen.
En toch zit de echte ontroering pas helemaal op het einde. Nadat Cave voor een vurig uitgevoerd, lang uitgewerkt “Stagger Lee” vijftig man uit het publiek op het podium heeft uitgenodigd, staat hij daar alleen: voor hem de mensenzee, achter hem een mensenmuur. Na twee uur verdriet herkauwen en verteren, is het tijd voordat ene sprankeltje licht. Er is troost, als je maar hard genoeg zoekt. “Push The Sky Away” bezweert hij, en de massa achter hem duwt mee. De samenzang van The Bad Seeds is het detail dat de krop in de keel brengt. En dan besef je waar dit optreden om draaide. “Some people say it’s just rock ’n roll, oh, but it get’s you right down to your soul”, zingt Cave het in dat slotnummer, Bert Ostyn omschreef een concert op de nieuwe Absynthe Mindedplaat dan weer als “a bright hour of healing”. En zo waren het er vrijdagavond twee en een half. Vanavond doet Cave het opnieuw, morgenavond nog eens. Omdat hij ons nodig heeft. En wij een artiest van dit kaliber misschien ook wel een beetje.