Hoe komt het toch dat de stugge Aki Kaurismäki onze ziel telkens
weer weet te verwarmen als een flinke teug vodka op een barre
winternacht? Is het de droge humor, de glimp van hoop die plots
tussen de troosteloze momenten opflakkert, de eenvoudige, van
franjes ontdane stijl of zijn onverzettelijke sympathie voor de
kleine man? Feit is dat de kettingrokende, boemelende Fin na vijf
jaar stilte met het verrassend hoopvolle ‘Le Havre’ bewijst dat hij
nog lang niet uitverteld is. Kaurismäki waagt zich deze keer zelfs
aan een politieke excursie naar de Franse contreien.
In ‘Le Havre’ wordt – zoals het een echte Kaurismäkiprent
betaamt – wederom gefocust op de besognes van de arbeidersklasse.
Centraal staat de charmante zestiger en voormalige schrijver Marcel
Marx (let op de weinig subtiele ode aan de godfather van het
socialisme) die als straatarme schoenpoetser de eindjes aan elkaar
tracht te knopen in de havenstad Le Havre. Op één van zijn
dagelijkse tochten ontmoet hij de minderjarige illegaal Idrissa
(Blondin Miguel) die hopend op een hereniging met zijn moeder in
Londen (waarvoor hij zelfs zwemmend de Noordzee zou oversteken) uit
handen van de politie probeert te blijven. Bekoord door de
welgemanierde Afrikaanse jongen helpt Marcel hem onderduiken en
zijn overtocht naar Engeland te bekostigen. Zijn humanitaire daad
wordt echter overschaduwd door de plotse ziekte van zijn geliefde
en toegewijde vrouw Arletty (vaste waarde Kati Outinen) en de
rabiate klopjacht van de politie op de sans – papiers.
Het mag geen verrassing heten dat de Finse regisseur andermaal
filmt vanuit een sociaal – realistisch oogpunt. Kaurismäki’s
protagonisten krijgen het vaak zwaar te verduren in een wereld
waarin onverschilligheid welig tiert. Een beduidend verschil met
zijn voorgaande films is echter dat zijn recentste langspeler zich
afspeelt in het zonnige Frankrijk en niet in één of andere
troosteloze stad in Finland (nog steeds één van de landen met de
hoogste zelfmoordcijfers van Europa). Toch blijkt ook de kleine
havenstad Le Havre enkele niet zo fraaie facetten van La Douce
France te herbergen: een desolaat industriegebied, armtierige
arbeiderswoningen en vooral enkele grimmige vluchtelingenkampen.
Toch zou het geen Kaurismäki zijn als dit alles niet verzacht werd
door een flinke dosis onderkoelde humor, vrolijke, pastelkleurige
decors en buitengewoon innemende personages – een bakker, cafébaas
en kruidenier als in ‘Le Havre’ zijn we helaas nog niet
tegengekomen. Le Havre en zijn bewoners lijken teruggeworpen te
worden naar een hoopvolle tijd – afgaand op het decor en de kleding
een periode tussen de jaren 40 en de jaren 80 – waarin
solidariteit nog een solide gegeven is en sociaal verzet als een
burgerplicht wordt beschouwd. Daarenboven wordt de film deze keer
bevolkt met Fransen die in vergelijking met de gereserveerde Finnen
uit ‘Lights in the Dusk’ of ‘The Man Without a Past’ – om maar
enkele fraaie creaties te noemen – van een vrolijke savoir
vivre voorzien zijn. Maar dan nog… ook in ‘Le Havre’ kijken
de protagonisten af en toe met een melancholisch blik in de verte
als speurden ze de horizon af naar een betere toekomst. Vooral de
migranten uit de vluchtelingenkampen zijn behept met een
nihilistische blik waarin weinig hoop te bespeuren valt. En ook de
archiefbeelden van de ontruiming van een illegalenkamp in Calais
drukten ons met de neus op de feiten.
Enkel de eeuwig optimistische Marcel Marx – geliefd en
gerespecteerd door de mensen uit zijn wijk – lijkt nimmer uit zijn
lood te slaan en hanteert een bewonderenswaardige daadkracht. De
aristocratisch uitziende acteur André Wilms, die met Kaurismäki
reeds ‘La Vie de Bohème’ in 1992 draaide, geeft zijn personage een
charmante flair en biedt mooi weerwerk aan de flegmatische politie
– inspecteur Monet (gespeeld door de alomtegenwoordige Jean –
Pierre Darroussin). Ook Kaurismäki’s muze Kati Outinen is
vertederend als de zorgzame Arletty, de grote liefde van
Marcel.
Het verhaal van ‘Le Havre’ roept herinneringen op aan de film
‘Welcome’ van regisseur Philippe Lioret uit 2009, waarin een
zwemleraar uit Calais een Iraakse jongen helpt het kanaal over te
steken naar Engeland. Beide regisseurs slagen erin de weinig
subtiel opgeheven vingertjes achterwege te laten. Kaurismäki’s
fascinatie voor de arbeidersklasse krijgt in ‘Le Havre’ een
humanitair en politiek tintje met een fijnzinnig j’accuse
tegen het migrantenbeleid van Frankrijk. Bovendien presteert
Kaurismäki het om zichzelf tezelfdertijd niet al te serieus te
nemen én de film authentiek te laten overkomen. Een overdreven
melige verzoeningsscène tussen Little Bob – de Elvis van Frankrijk
zoals de regisseur hem liefhebbend noemt – en zijn vriendin is
bijvoorbeeld tegelijk hilarisch en ontroerend. Het optreden van
diezelfde Little Bob wordt trouwens uitgebreid in de film verwerkt,
een gewoonte die Kaurismäki zich in wel meerdere films eigen
maakt.
‘Le Havre’ laat de kijker kennismaken met een optimistische en
betrekkelijk lichtvoetige Aki Kaurismäki. De combinatie van een
poëtisch liefdesverhaal en een parabel over sociale
rechtvaardigheid heeft zowel een komisch als dramatisch effect. Net
zoals in ‘Le Temps des Cerises’, het amoureuze strijdlied van de
Parijse commune, dat aan het einde van de film wordt opgeroepen
door de kerselaar die in bloei staat, worden liefde en verzet aan
elkaar gekoppeld. ‘Le Havre’ is met andere woorden een
liefdesverhaal verpakt in een komisch drama dat enkele hete
hangijzers zeer subtiel aan de kaak stelt zonder uit te monden in
een moraliserend betoog. De bekoorlijkheid van de beelden en de
personages, de sussende humor en sociaal – kritische inslag maken
van ‘Le Havre’ een grootse Aki Kaurismäki -film.