Als je altijd maar dezelfde cirkeltjes blijft lopen, slijt je uiteindelijk ook een pad uit in het leven. Eentje van stilstaan, observeren, rondkijken en uitdiepen. Telkens een rondje erbij – rond je eigen as, je eigen navel. Als je daar dan nog mooie muziek bij maakt, krijg je Siem Reap.
 Die moeilijk te googelen bandnaam – probeer maar eens vakantiefoto’s en reviews van de gelijknamige provinciehoofdstad in Cambodja te ontduiken – is nog steeds het soloproject van Gilles Demolder. Als die niet in het bulderende gezelschap van blackmetalbands Wiegedood en Oathbreaker is, pakt hij zijn akoestische gitaar vast en zet het op een fluisteren. Now What? uit 2021 was de lokale lofi-plaat waarvan wij niet wisten dat we ze nodig hadden. De jaren 90-invloeden lagen er dik op, maar Demolder ging er mee aan de haal en maakte een persoonlijk, intiem debuut. De morsige eerlijkheid had echter ook zijn grenzen en niet elke weirde instrumental schoot ergens heen. Opvolger Wishin’ I Was Fishin’ is meer gefocust, meer songgericht en ook meer een groepsplaat, geschreven samen met Wim Coppers en Jasper Hollevoet. Nog intiemer enerzijds, kijkt ze anderzijds de luisteraar helderder in de ogen. En schoon, we krijgen het niet gezegd. Soms moet je de metaforen gewoon aan de deur laten staan.
Die moeilijk te googelen bandnaam – probeer maar eens vakantiefoto’s en reviews van de gelijknamige provinciehoofdstad in Cambodja te ontduiken – is nog steeds het soloproject van Gilles Demolder. Als die niet in het bulderende gezelschap van blackmetalbands Wiegedood en Oathbreaker is, pakt hij zijn akoestische gitaar vast en zet het op een fluisteren. Now What? uit 2021 was de lokale lofi-plaat waarvan wij niet wisten dat we ze nodig hadden. De jaren 90-invloeden lagen er dik op, maar Demolder ging er mee aan de haal en maakte een persoonlijk, intiem debuut. De morsige eerlijkheid had echter ook zijn grenzen en niet elke weirde instrumental schoot ergens heen. Opvolger Wishin’ I Was Fishin’ is meer gefocust, meer songgericht en ook meer een groepsplaat, geschreven samen met Wim Coppers en Jasper Hollevoet. Nog intiemer enerzijds, kijkt ze anderzijds de luisteraar helderder in de ogen. En schoon, we krijgen het niet gezegd. Soms moet je de metaforen gewoon aan de deur laten staan.
Dat doet Demolder immers ook. Deze tweede plaat is een verzameling persoonlijke verhalen, anekdotes en beslommeringen die je zonder veel verbloeming voor je krijgt. Als een vriend die je ziet zitten op het tapijt, worstelend met het leven, gitaar op schoot. Elke song op Wishin’ I Was Fishin’ is het slapeloos doordenken van de dingen, tot elke invalshoek van elke situatie zo ongeveer kapotgemaald is. Nuja, daar is Demolder als songschrijver niet uniek in – de invloed van Sun Kil Moon toen die naar een Spaanse gitaar greep is zeker te horen – maar zijn bizarre en soms droogkomische kronkels zijn dat vaak wel. Opener “Oliver Kahn”, over de gelijknamige Duitse doelman met een kort lontje, vormt het startpunt om de eigen kindertijd nog eens te overschouwen – de regel “I didn’t become number 1/ But got a wall full of medals for participation” zegt zo ongeveer alles. Uiteindelijk is de speelplaats met zijn beenharde hiërarchieën ook maar gewoon onze samenleving in het klein. Meteen is ook duidelijk dat Demolder zichzelf niet spaart: ook hij blijkt een kort lontje te hebben, in Moskou wordt te veel gezopen terwijl de verteller in therapeutentaal een voorbije relatie overschouwt. Ook in “The Magician Pt.1” wordt onze traumacultuur op de hak genomen, en dan vooral de charlatans die goed geld verdienen met de illusie van makkelijke troost.
Bovendien, wat gaan de buren zeggen van al die therapie? Ook de typisch lelijkheden van het Vlaamse dorp komen aan bod. Babbelen kunnen we goed, maar zwijgen doen we beter. Steek die gevoelens toch maar vooral weg onder het te duur betaald parket of op het dak van het nieuwe poolhouse. Kettingroken, kanker, ach. Wat zegt Buienradar voor morgen? “The Purpose of Wind Chimes” zet wat prachtige scènes neer op een heldere gitaartokkel. Nog een subtiele maar mooie toevoeging aan het universum van Siem Reap. “The Magician, Pt. 1” voelt bijna als het meditatieve, verlegen spel van James Blackshaw. Rode draad: relatiebreuk. En dezelfde fouten maken, dezelfde verwijten, aan jezelf en aan de ander. “I’m a dick/ I admit it”, klinkt het eerlijk in de valiumdroom “Pigeon Superstition”. Het echte venijn zit meer naar achter. Tegen “Lotus” is de façade gevallen, mag de elektrische gitaar van de ketting en giert de noise een eind weg.
Maar Devolder draait niet enkel rondjes rond zijn eigen navel. “Live Love Leave” is een uitzonderlijk politieke uitval naar wijnbars, gymbro’s en anti-asielbeleid. Het einde lonkt met zijn scheve, Slint-achtige sound naar Now What? Het komt aan, maar is tegelijk een herinnering hoezeer Devolder gegroeid is als songschrijver in bijvoorbeeld het veel fragielere “Ballerinas”. Op dat nummer overschouwt de zanger zijn buitenstaanderpositie als muzikant en wat het nu eigenlijk allemaal betekent en uithaalt. Oh ja, en pas op met wat ze je in de toiletten van de Berghain aanbieden, of het zou wel eens tot een mentale crash, een milde existentiële crisis en een huilbui in de armen van je zus kunnen leiden. Ook “Friends in the Music Business” kijkt naar het artiestenbestaan, maar dan met een veel cynischere blik. Alleen is het nummer wel heel schots en scheef en trekt het je hier een beetje uit de eerder beschouwende sfeer van Wishin’ I was Fishin’.
Afsluiter “Whirlpool” is dan weer van het meest pakkende dat wij in lange tijd gehoord hebben. Het nummer is ’s nachts ceiling gazing terwijl je gedachten cirkeltjes draaien en de uren wegtikken: drie uur ’s morgens, vier uur ’s morgens, vijf uur ’s morgens. “Whirlpool” is bijna postrock, zo traag bouwt het op en zet het zorgvuldig een eigen sfeer neer. Geluidjes klinken in het rond, de gitaar staart wat naar het plafond. Als Demolder dan halverwege toch begint te zingen, klinkt hij nog dunner dan je hem het voorbije uur gehoord hebt. “All I see/ is the same old me”: het vat de song, de hele plaat samen. Gevoelens zijn tot op het bot ontleed, gedachten als balletjes tussen je twee oren blijven stuiteren. “It ain’t too late to change”, hoop je maar samen met de zanger, “fix your shit and then we’ll talk”. Al weet je het eigenlijk al wel. Je wil hieruit: naar ergens, naar nergens. Ergens waar niets is behalve een ander cirkeltje om in rond te draaien in plaats van het cirkeltje dat je al kent. Ergens waar iemand is die bevestigt met lieve stem: je bent een beetje kapot en dat is oké. “Whirlpool” is zo brutaal en eerlijk, dezelfde zinnen blijven maar als rook zachtjes opstijgen richting nergens. Je ogen zijn wijd open, is dat een traan in je ooghoek?
(Onze gedachten gaan naar die regel uit “I Didn’t Understand” van Elliott Smith: “Cause my feelings never change a bit/ I always feel like shit/ I don’t know why, I guess that I just do”. De trieste, zwijgzame jongen aan de zijkant van de speelplaats snapt er twintig jaar later nog altijd geen zak van.)
En krrrrrr, plots is het gedaan. Brekend glas? Iemand die per ongeluk van een stoel valt? Gelach – echt, onder vrienden, of toch een beetje hol en cynisch? Zelfrelativering of extra kerf? Van de luisteraar een medeplichtige maken of juist wegduwen – zo serieus en donker was het ook weer niet bedoeld allemaal? Geen idee, je kan er van maken wat je wilt.
Wat wij ervan maken? Wishin’ I Was Fishin’ is de mooiste plaat die wij dit jaar al tegen een muurtje hebben zien leunen – nadenkend en peinzend en alleen.




