Het digitale salontafelmagazine Pitchfork kopte naar aanleiding van de release van Never Enough “Turnstile blew up. Now what?” Alsof de gemiddelde hardcore-purist wakker ligt van wat Pitchfork over Turnstile te melden heeft in een artikel dat deels leest als een reisverslag met sponsored content te Baltimore waar per toeval een bendje te promoten valt. Er zijn voor minder redactielokalen in Manhattan bij mekaar gemosht. Of Brusselse concertzalen, op een zwoele vrijdagavond in juni.
Turnstile is – koppig tussen meerdere stoelen vallend – inderdaad lichtjes ontploft. Slimme art direction en een totaal gebrek aan oorkleppen, brachten de band naar steeds grotere festivalpodia. Dat Rock Werchter dit jaar een week later valt dan Glastonbury en dat Turnstile tegen dan weer in Baltimore zit (kan je lekker eten, zegt men), maakt dat de band in een bloedhete AB ten dans speelt. Een AB die net te klein is om iedereen die Turnstile wil zien, een plek te gunnen, maar net klein genoeg om een uur lang te kolken op een bedje van lauw bier, liters zweet en verkeerd gelande stagedivers.
Want, ook zonder oorkleppen, is Turnstile live een hardcoreband. Daar horen tientallen fans op het podium (“UNDERWATER BOI”), bestelde circle pits (“Real Thing”), een niet aflatende stroom stagedivers (het niet aflatendst tijdens “HOLIDAY”) en gemosh en gebounce tot achter de PA bij. Er is nog net niemand van een van de AB-balkons naar beneden gedoken en we zagen maar één kalf met voeten vooruit het publiek in duiken. Wonderlijk bovendien hoe stagedivers en band op een geen enkel moment botsten, zelfs niet wanneer Brendan Yates tijdens een aan de stagedivers opgedragen “Pushing Me Away” over het podium molenwiekte.
Maar toen had de band de AB al lang ingepakt. Van de bij de eerste tonen van “NEVER ENOUGH” staat de zaal in brand en wordt alles meegezongen, het publiek neemt het refrein zelfs vlot over wanneer Yates zijn microfoonstandaard naar de zaal draait. Het zou het begin van een gezapig, doch euforisch punkpopfeestje kunnen zijn, maar “T.L.C.” maakt direct erna duidelijk dat het er (“BOOM BOOM BOOM” nog aan toe) het komende uur stevig aan toe zal gaan.
Opvallend ook dat de synthpop-toetsen die NEVER ENOUGH zo vlot (her)beluisterbaar maken, live niet nodig blijken. Zonder zonnige melodietjes op de achtergrond, is “I CARE” even goed verslavend en kan het zowaar naadloos overgaan in splinterbom “DULL”. De outro van “LOOK OUT FOR ME” mag dan weer wel helemaal zichzelf blijven: een korte flard elektronica die van Jamie XX of Fred Again… had kunnen zijn. Op het podium is enkel rook en donkerblauw licht te zien en dat blijkt de adempauze voor de bissen. “MYSTERY”, “BLACKOUT” en “BIRDS” zijn het verschroeiende slottrio waar tot helemaal achteraan op meegebruld en -gesprongen wordt. Turnstile wint met ippon.
Wil u een kritische noot? Eentje dan, een kleintje, uit het “jeugd van tegenwoordig”-vat: het is spijtig dat de fenomenaal getoonzette woede en frustratie van Turnstile voornamelijk over persoonlijke besognes gaat. Geen stevige politieke statements zoals Idles en Fontaines D.C. die wel maken. Turnstile wil de wereld niet veranderen, maar hebben 2000 mensen alle miserie wel even doen vergeten of wegmoshen. Is Turnstile dan toch gewoon meer de Therapy? dan de Fugazi van deze generatie?
Niettemin: of het nu hardcore of pop, punk of uitverkoop is, Turnstiles passage in de Ancienne Belgique was een kleine triomf. Na een uur onverstoorbaar gààn, hing zowat ieders T-shirt als een kletsnatte dweil om het lijf, wat de overrompeling aan de merch stand na het concert enkel groter maakte. Hoewel het succes hen meer dan gegund is, is de kans klein dat Turnstile de komende tijd nog eens in een even kleine (als de AB al klein mag heten) zaal te zien zal zijn. Het is daar, tussen andermans zweet, rondvliegende bekers en stagedivers, tussen euforie en een hartaanval, dat deze muziek het best tot haar recht komt, niet op een veel te groot festivalpodium met een veel te grote front stage ervoor. Al mag de verwarming volgende keer wèl een tikje lager.