Doorheen zijn verschillende romans heeft Peter Terrin langzaam maar zeker een literair universum geschapen waarbinnen verschillende van zijn verhalen zich afspelen. Hij houdt er dan ook van personages in nieuwe/latere romans opnieuw te laten opduiken en zo de lezer mee te nemen in zijn wereld. Terrin is zich er gelukkig tezelfdertijd van bewust dat zijn lezers niet altijd alle werken gelezen hebben of de nodige connecties leggen. Elke roman leest dan ook als een op zichzelf staand verhaal waarbij de link met de eerdere vooral een fijn terugzien is voor die lezers die het opmerken. Ook in Nog lang geen winter keert hij terug naar een oudere roman, meer bepaald Al het blauw (2021).
De roman rond de twintigjarige Simon en de veertiger Carla had zijn charmes maar meanderde als verhaal te veel om echt te overtuigen. Dat Terrin er vier jaar later naar teruggrijpt, verbaast niet, maar het lijkt er evenzeer naar dat hij nog steeds niet echt grip krijgt op deze personages of er een boeiende roman rond weet op te bouwen. Nochtans kan Terrin nog steeds intrigerende verhalen vertellen zoals hij in het in 2023 gepubliceerde De gebeurtenis aantoonde. Die roman speelde zoals wel meer van zijn werken met conventies en verhaallijnen die neigden naar het magisch-realisme, en toonde aan dat Terrin perfect een onwaarschijnlijk element in zijn romans kan brengen zonder dat het afbreuk doet aan het realistische gehalte.
Het is dus niet het spelen met realiteiten dat aan Nog lang geen winter afbreuk doet, maar eerder Terrin zelf die geen grip krijgt op het vertelde. Nochtans is het uitgangspunt op zich interessant: wanneer Simon kort na het overlijden van zijn ex-vrouw Carla zijn bankrekening nakijkt, blijkt er een astronomisch hoog bedrag op te staan. Aanvankelijk denkt hij dat het om een vergissing gaat en snel erna dat er mogelijk een criminele organisatie achter zit. Terrin licht echter al relatief snel de ware toedracht toe en schuift hiermee het hele gebeuren van het geld naar de achtergrond. In Nog lang geen winter is hij immers meer geïnteresseerd in het leven van Simon en zijn leven met Carla en hun dochter Romy, in het verleden en heden.
De relatie tussen Simon en de intussen negentwintigjarige Romy is namelijk allesbehalve ideaal, al sinds ze een kind was, zijn er zaken tussen haar en haar ouders fout gelopen zonder dat Simon of Carla zelf weten wat ze dan wel fout deden. Doorheen die herinneringen aan het verleden, loopt het heden. In de huidige situatie tracht Simon niet alleen ten volle de consequenties van het hoe en waarom van het geld op zijn bankrekening te begrijpen, hij probeert ook te vatten of hij Romy hierbij in vertrouwen kan/moet nemen. Daarnaast gooit hij voor het eerst in lange tijd zijn eigen kunstpraktijk om. Simon is immers een relatief succesvolle kunstfotograaf wiens werk in verschillende musea hangt maar die creatief op een dood spoor lijkt te zitten.
Wanneer hij een elfjarige jongen ziet, besluit hij die een langere tijd te volgen en van hem, na diens goedkeuring en die van zijn ouders, foto’s te nemen. Terwijl hij zich op dit project focust, verbetert ook de relatie met Romy en lijkt ze de strijdbijl voorgoed te willen begraven. Tegen de achtergrond van dit verhaal brengt Terrin langzaam maar zeker ook de reden van het geld terug naar voor en wordt dit naar het einde toe toch de belangrijkste plotlijn die bovendien in een afsluitend coda (het korte tweede deel) een heel nieuw verhaal vertelt, met een Simon die ooit, lang geleden een andere keuze maakte als jonge twintiger en wiens leven daardoor een heel andere wending nam.
In Nog lang geen winter wil Terrin spelen met hoe de keuzes die we maken ons leven een heel andere richting kunnen uitsturen en stelt hij, onrechtstreeks, ook de vraag of we andere beslissingen zouden nemen mochten we weten wat de toekomst ons brengt. Het is een interessante vraag maar in de roman komt ze nooit echt tot leven. Net zomin weet Terrin de tweede verhaallijn over de jongen, Wilfred, een echte meerwaarde te geven. De jongen, zoals Simon hem consequent noemt, komt nooit tot leven, net zo min als Simons al jarenlange hondstrouwe assistent Boris of Romy’s partner Saskia. Ze zweven doorheen het verhaal en nemen hun plek in zonder ooit echte uitgewerkte karakters te worden. Simons keuzes in dit leven krijgen dan ook nooit een diepere betekenis die het thema van het boek beoogt in vraag te stellen.
Misschien ligt het aan de personages, die ook in Al het blauw niet tot leven kwamen, of aan het feit dat Terrin over dit thema en boek te weinig nagedacht heeft, dat Nog lang geen winter nooit ergens zichzelf weet te onderscheiden of voorbij het oppervlakkige gaat. De vraag die centraal staat in het boek en of het mogelijk is een ander leven te leiden of minstens te kijken wat het zou kunnen zijn, is geen nieuw idee en kan tot boeiende reflecties leiden. Maar om dat te realiseren moet ook het kernverhaal er staan omdat daar tegenover de rest wordt afgezet en daar knelt een van de schoentjes. Terrin weet zijn personages niet tot leven te brengen waardoor al het andere, inclusief de hint van een potentiële ramp nooit als meer aanvoelt dan een schets of idee dat erbij gesleurd wordt om toch tot de nodige pagina’s te komen. Nog lang geen winter had een sterke roman kunnen zijn, als Terrin – o ironie – andere keuzes had gemaakt.