Nu millennials en Gen X’ers eindelijk aan het opgroeien zijn, brengen ze massaal hun cd’s naar de tweedehandswinkel. Wij geven die met veel liefde een tweede thuis en fietsen aan de hand van onze vondsten elke maand door de alternatieve muziek van 1990 tot 2010.
Niets zo spannend en tegelijk triest als wanneer je merkt dat iemand zijn hele collectie van een bepaalde artiest is komen dumpen bij de platenzaak, een complete carrière die plots opduikt tussen de vergeelde cd’s van Moby en Foo Fighters. Meteen begin je na te denken over wat hier is misgelopen. Was het een puur praktische beslissing, afgedwongen door een vollopende cd-kast, een jeugdheld die zijn tijd gehad heeft nu de garage uitgekuist moet worden? Of is er meer aan de hand? Is de artiest in kwestie uit de gratie gevallen? Is er sprake van een langzaam uit elkaar groeien van muzikant en fan, tot je merkt dat je te vervreemd van elkaar bent om ooit nog de brokken te lijmen? Je krijgt bijna medelijden met zo’n hecht oeuvre dat loopt te verdwalen tussen de eendagsvliegen of de restanten van pakweg de eightiesperiode van Neil Young. Terwijl er zich in ons hoofd fictieve drama’s afspelen, omarmen we ons maar al te graag over deze kloeke vondelingen.
Dat geldt zeker als het gaat om het verzameld werk van Dave Eugene Edwards in zijn topjaren, zo tussen 1995 en 2010. Dave Eugene Edwards is namelijk de getroebleerde, diepgelovige ziel achter de bands 16 Horsepower en Wovenhand. Van die frontman ligt nu een halve discografie te blinken in de tweedehandsbak van een Brusselse platenzaak. Van de eerste EP 16 Horsepower, bij fans ook bekend als de Haw EP naar het gelijknamige openingsnummer, tot Wovenhands Live at Roepan. Gisteren binnengekomen, weet de verkoper ons te vertellen. Van Low Estate hadden wij wel eens een matig klinkende vinylreissue gevonden. Op cd verdwijnt nu het resterende werk van 16 Horsepower ook in de rugzak: van het legendarische debuut Sackcloth ‘n’ Ashes uit 1996 tot de restjesverzamelingen Folklore en Olden en de eerste Wovenhand cd’s die nog ontbraken in onze gefragmenteerde collectie.
Lang kenden wij Wovenhand, het semi-soloproject van Edwards, beter dan voorganger 16 Horsepower. Apocalyptische prachtsongs als “His Rest” en “Whistling Girl” hadden wij in onze pubertijd ooit vanuit de bibliotheek op onze iPod gezwierd. Ze bleven daar doorheen de jaren spoken, klaar om uit de lucht te plukken wanneer wij om de zoveel tijd nood hadden aan een dosis gothic folk. En je beluistert “Ain’t No Sunshine” nu eenmaal nooit meer op dezelfde manier nadat je Edwards’ versie gehoord hebt, waarop de zon voor eeuwig onder is. Lang voor Lankum combineerde Wovenhand al atmosferische folk met drones en ander lawaai – wij mogen als Saulus van ons paard gebliksemd worden als er ten tijde van Woven Hand en Blush Music in Dublin geen olielamp gaan branden is. Wij pakken nu eindelijk, zoveel jaar na ons bibliotheekbezoek, de fysieke versies van Mosaic, Consider the Birds, The Threshingfloor en Live at Roepan mee. Deze keer zonder kans op een boete, enkel de mogelijkheid op een enkeltje richting hel: “We can’t see clear/ Our eyes are made of wood/ Taste and see boy/ That the Lord is good.”
Wat voor de één een afscheid is, zal zo voor ons een herontdekking worden. Want bij God wat was dat 16 Horsepower een intens groepje. Een totaal enigma ook, zeker voor West-Europeanen die zo tegen de eeuwwisseling echt wel al van hun geloof gedonderd waren. Van Pinkpop en 2Meter tot Brussel op Les Nuits Botanique, de Amerikaanse band uit Denver was vooral in de Lage Landen enorm populair. Kerken liepen leeg, maar niet als 16 Horsepower er de heil van de Heer kwam aanroepen. Ook nu nog ligt de aantrekkingskracht van deze groep vooral bij de intrigerende Dave Eugene Edwards en zijn hyperintense, religieuze beleving van zijn muziek, zingend met wegdraaiende ogen en zijn handen tot de hemel gericht. Afkomstig van het katholieke Vlaamse plattenland hebben wij priesters, catecheten en leerkrachten Godsdienst gekend die hoogzwanger waren van God. Maar nooit hebben we meer angst gehad voor eeuwige verdoemenis, meer schrik van de Duivel, dan wanneer we Edwards zijn demonen hoorden bedwingen. Bij hem niet de liefhebbende Jezus op sandalen, de hippie uit het Nieuwe Testament die op Vlaamse scholen zo populair was. Wel de donderende God uit het Oude Testament die niet onvoorwaardelijk van je hield maar voor wie je enkel in zonde kon leven.
Amper een decennium hield 16 Horsepower het vol – geen wonder als je met zo’n excentriek en uitgesproken figuur als Dave Eugene Edwards in een band zit. Maar los van het grammetje exotisme dat er bij het luisteren komt kijken, is 16 Horsepower sindsdien wel gewoon een verschroeiend goeie band gebleven. “Black Soul Choir”, “For Heaven’s Sake”, “Haw” en “American Weeze” blijven in steen gebeitelde songs. Beelden van Carnivale, van de Dust Bowl en verlaten vlaktes waar de oogst altijd schraal is, doemen voor je op. Latere platen werden wisselvalliger maar Secret South heeft wel een prachtige versie van traditional “Wayfaring Stranger”. Terwijl we de cd’s met klamme handjes in de stereo steken, verbazen we er ons over hoe anders deze band klonk van alles dat halfweg de jaren ‘90 uit de VS kwam. 16 Horsepower was ook Amerika, maar dan niet het land van Seattle. Wel van de dorpjes waar de jaarlijkse doortocht van een kapotte kermis met versleten attracties en een levensmoe aapje het schamele hoogtepunt in het leven was. De muziek was Nick Cave maar dan zonder de pose, Joy Division maar dan als de wieg van Ian Curtis niet in een industriestad maar pal in een moegestreden maisveld in Colorado had gestaan. 16 Horsepower bracht traditionele Amerikaanse muziek op z’n compromisloze, verzengende manier dat een publiek van alternatievelingen dat God al lang kwijt was, er toch als een blok voor viel.
“Zonde” is een woord dat je pas echt snapt als je Dave Eugene Edwards “Every man is evil/ Every man’s a liar” hebt horen zingen.
Dave Eugene Edwards brengt op 25 april de EP Pillar of Fire / Capernaum uit, een samenwerking met Al Cisneros van OM en Sleep.