Peel Slowly And See Festival :: Leidse weelde, alweer

Diverse locaties, Leiden
,
21 maart 2025

Ah, to be back in Leiden, de voor veel Vlamingen wat vergeten Zuid-Hollandse parel tussen Den Haag en Amsterdam. De lente gaat er elk jaar van start met een van de fijnste festivals van de Lage Landen, Peel Slowly And See. Fijn, omdat het overduidelijk wordt samengesteld door liefhebbers zonder oogkleppen, maar ook omdat het een festival op mensenmaat is. Hier geen amechtige drukte met fletse package deals en als hippe must-sees verpakte holle dozen, maar een zorgvuldig gecureerd menu dat zich afspeelt op een handvol locaties die zich op een luie steenworp van elkaar bevinden. De editie van 2025 heeft in petto waar je na een paar edities al op rekent: verrassingen, variatie en altijd wel een paar verhalen die daar beginnen, maar waarvan het einde nog niet in zicht is.

Je kan ze alleen ook maar benijden, die Leidenaars, met platenwinkels als Velvet Music en Plato, of boekhandel Mayflower, ook nu weer vaste stops en goed voor een kleine aanslag op dat maandbudget, maar ook die grachten, de zaterdagmarkt (kaas! bier! stroopwafels!) en de jonge studentenbevolking die deze stad extra zuurstof geeft. Leiden is compacter en bescheidener dan nabije grotere broers Den Haag (18km), Rotterdam (38km) en Amsterdam (49km), maar ook minder aanstellerig, minder luid en een underdog die altijd een paar extra troeven achter de hand houdt.

Vrijdag 22 maart

“We’re Chew from Atlanta, Georgia.” Na amper anderhalve song is al duidelijk dat Peel Slowly And See met Chew meteen een Joker van formaat op tafel geworpen heeft. Het trio speelt met de wide-eyed gretigheid van een vuurpeloton dat dagenlang getraind heeft voor deze korte vlampartij. Een gitarist, een bassist en een achtarmige drumster trekken van leer met een combinatie van stijlen en geluiden die even opwindend als moeilijk te labelen is. Punk, math, psych, doom; het passeert allemaal in een set met een cumulatieve kracht en bezwering. Nu eens spastisch trekkend en licht schizofreen, vol nerveuze tempowissels, even later met epische gitaargordijnen uit de postrock. Je moet denken aan de veldslagen van Dinosaur Jr, het intimiderende drama van wijlen Oxbow en de motorik-grooves van Pontiak, terwijl de band steeds bruter om zich heen slaat, elektronische saus over de loeiende rock kiepert en met finale “Mother” uitkomt bij psychedelische doom vol gierende effecten. Dag 1, 20:10u, en het eerste festivalhoogtepunt is binnen.

Chew © Ruben Verheul

Vervolgens naar de nabijgelegen Herengrachtkerk, waar nachtbard Adrian Crowley net begonnen is aan zijn sombere antwoord op de eerste voorzichtige lentekriebels. Crowley maakt eigenlijk muziek voor plekken die de wereld halsstarrig buiten weren, plekken waar rust en gepeins nog iets kunnen betekenen, waar je rekensommen maakt van voorbije en toekomstige keuzes. Zijn voornaamste instrument zal altijd die bariton zijn, ergens tussen Leonard Cohen en Mark Lanegan (als ze geboren zouden zijn aan de Westkust van Ierland), en als hij “I am the deep dark blue” prevelt met die grafstem stap je gewillig mee in de hypnotiserende maat van een begrafenisstoet. Hier en daar maakt Crowley gebruik van een rudimentaire beat, maar een mooie rol is ook weggelegd voor Nadine Khouri, die in de schaduw meekleurt aan dit monochrome boek songs. Wanneer ze uiteindelijk belanden bij “Swimming in the Quarry” uit het recent verschenen Measure Of Joy, is de narcotische waas compleet en zou je liefst van al nog een uur willen blijven zitten in een poging om de ruis buiten te negeren.

Adrian Corwley © Marcel Schikhof

Dat zou wel betekenen dat je weer zo’n verrassing zou moeten missen, want door een culturele uitwisseling in het kader van het Poolse voorzitterschap van de Raad van de EU, kleurt een deel van de affiche Pools, en met goed volk als Kurws en Lotto in het achterhoofd, doet het benieuwd uitkijken naar meer. Trupa Trupa blijkt andermaal een ontdekking van formaat, ook al timmeren ze al anderhalf decennium gestaag aan de weg. En dat hoor je, want ondanks het schijnbaar ongecontroleerde enthousiasme van zanger/gitarist Grzegorz Kwiatkowski krijg je hier een band te zien die speelt met discipline én overgave. Ze spelen een soort van minimalistische, hoekige postpunk, zo droog als een beschuit, maar tegelijk onweerstaanbaar als een combinatie van Wire, Karate, The Minutemen en UI, met Kwiatkowski die herinnert aan de jonge Andy Partrigde, al even knullig danst als Ian Curtis, voortdurend kreetjes van verrukking lost en amper blijf weet met zijn opwinding, terwijl de ritmesectie rudimentaire punkfunk in elkaar monteert die klinkt alsof Massicot en Nomeansno een verbond aangegaan zijn.

Trupa Trupa © Ruben Verheul

Crowdsurfers Must Die. Je denkt even dat de laatste line check nog gaande is, maar nee, de set is bezig. Drie kerels die er uitzien alsof ze nét uit de lokale dartsclub gestapt zijn, tekenen voor een epische set van bijna 25 minuten die opgebouwd wordt met gitaar, drums en… theremin. Het is een chaotische, noisy, stuiptrekkende bak ketelherrie, vol feedbackende gitaar, even schril gierende theremin die moet vechten om gehoord te worden, lompe tempowisselingen en schuimbekkende uitbarstingen met ratelsalvo’s en brute grunts. Je kan het amper serieus nemen, dit soort alles kapotrelativerende kloterij, maar die “Rot op met je bontkraag” en een geïnspireerde versie van Napalm Death’s “You Suffer” zijn gewoonweg té leuk. Elk N-VA-ledencongres en elke Rotary Cub verdient z’n Crowdsurfers Must Die. Op maximum volume, welteverstaan.

Het contrast kan amper groter zijn met de akoestische volksmuziek van Nasîn. Met kemenche (een Griekse lier), saz (luit), duduk (fluit) en daf (een eeuwenoud percussie-instrument) spelen de vier muzikanten Turkse, Armeense en Koerdische muziek. Verhalende songs die, ook al begrijp je de teksten niet, regelmatig aangrijpen met hun intensiteit en imponeren met een natuurlijke flow en voelbare poëzie. Er zijn heel wat solomomenten en instrumentwissels, maar dit is vooral een dynamische set die knap slalomt langs eenvoud, puurheid, melancholie, exploratie en, vooral, harmonie. Niet alleen door de juiste noten en melodieën, of die mooie stemmen, maar ook de combinatie van de muzikanten. Elk op zich houden ze de muziek overeind, maar samen vertellen ze een meeslepend verhaal, even bescheiden en als pakkend, even specifiek als universeel.

Nasîn © Ruben Verheul

Een paar uur nadat ze in de schaduw naast Adrian Crowley zat, staat nomadische singer-songwriter Nadine Khouri er alleen voor. Op dat moment, in die setting en met die rode lichten, lijkt het even alsof je de wereld van David Lynch en Twin Peaks betreedt, een wereld waarin de droomlogica het voor het zeggen heeft. Khouri’s fluwelen stem zalft, haar gitaar galmt subtiel, maar bijt hier en daar ook, en de voorzichtige beats pulseren mee op het ritme van een uitgebeende nachtblues. Ze speelt “Vertigo”, over het gevoel dat het geweld in de wereld haar bezorgt, maar ook “Keep On Pushing These Walls”, een eerbetoon aan Lhasa, en andere songs uit haar meest recente album Another Life. Dat is een productie van John Parish die, zo ontdekken we achteraf, uitermate geschikt is voor koptelefoonsessies rond middernacht. Terwijl de zaal langzaam leeg druppelt en het gesnak naar nieuwe kicks zich laat voelen, begeleidt Khouri een klein publiek dat aan haar lippen hangt naar een uithoek die ondanks hints van ongemak en donkerte, enorm comfortabel aanvoelt. Het is een sound om weerloos in te duiken, een sound die ervoor zorgt dat die avond niets anders nog écht binnenkomt. Een ontdekking én een begin van iets. PSAS is nu al geslaagd.

Nadine Khouri © Marcel Schikhof



Zaterdag 23 maart

De grootste naam van het festival staat aan het begin van Dag 2 geprogrammeerd. James Holden, de Brit in de voorhoede van de hedendaagse elektronische muziek sinds The Inheritors twaalf jaar geleden wereldwijd bekken deed openvallen, heeft al lang een bijzondere connectie met de Pool Wacław Zimpel. Die leerden we ooit kennen als de virtuoze rietblazer van o.a. Hera en Undivided, maar is sindsdien ook elektronisch territorium gaan verkennen. Samen combineren ze elektronisch, elektrisch en analoog, gezeten op tapijten en kussens op een klein podium dat in de grote zaal van Nobel opgesteld staat. Daar gaan ze aan de slag met een knappe op- en afbouw, met soms labyrintische uitweidingen en een voortdurend transformerende sound die loopt van ambientachtig meanderen naar spacey techno en frenetische tussenvormen met stuiterende ritmes en gebroken patronen, die door het gebruik van percussie, altklarinet, fluit, viool, keyboards en meer even futuristisch als geaard klinkt. Avant-gardistisch zonder in te boeten aan toegankelijkheid, opzwepend zonder écht dansbaar te zijn. En toch is stilstaan geen optie in deze lichtjes delirische performance die er zowaar in slaagt om moderne elektronica soms de vibe van spirituele 60’s fire music te geven.

James Holden & Waclaw Zimpel © 2025 Ruben Verheul

Satanique Samba Trio is een kwintet dat intussen al meer dan twintig jaar een eigen twist geeft aan de Braziliaanse muziektradities. De zwarte hoodies en plastic bloemenkransen maken meteen duidelijk dat dit geen getrouwe hommage wordt, geen oefening in nostalgie. De aanzwellende woudgeluiden hinten naar de wereld van Amaro Freitas, maar vervolgens wordt uitgepakt met een soort sleazy samba die enkel oppervlakkig nog geurt naar Jorge Ben. De muziek heeft een hoge kitsch-factor, met een meetoeterende sax die soms een loungey vibe toevoegt. Het klinkt best vermakelijk, herinnert misschien wat aan The Lounge Lizards en Arto Lindsay, maar blijft toch net iets te vrijblijvend om volledig te overtuigen.

Tussendoor passeren we ook via de Nobel Lounge, waar expat, artiest en schrijver (voor o.m. The Quietus, The Wire en Louder Than War) Richard James Foster voorleest uit zijn tweede boek, verhalenbundel The Punk Rock Birdwatching Club, autofictie over zijn vroegste jaren in Nederland. Foster is een energieke spraakwaterval die, druk gesticulerend en met toepasselijke punkfurie, zijn voorleessessie de intensiteit van een donderpreek bezorgt. Het boek is net als debuutroman Flower Factory trouwens een aanrader en een bijwijlen hilarische kijk op de Nederlandse cultuur en gewoontes. We pikken daarna nog een stuk mee van Arp Frique & The Perpetual Singers, een disco/funk/soul/gospel extravaganza die de hoogdagen van Chic en de klassieke soul revues oproept. Het is funky, opzwepend en vlekkeloos uitgevoerd, maar binnen deze context ook een bijna surreële vorm van miscasting.

Was Trupa Trupa een vertegenwoordiger uit het noordelijke Gdańsk in Polen, dan komen de landgenoten van Atol Atol Atol uit Wrocław, met een sound die enigszins verwant is, maar toch ook weer anders. Postpunk is opnieuw het voor de hand liggende label, maar als het trio een lichtere, meer positieve uitstraling heeft, dan neigt de band rond Agata Horwat (zang, keyboards) naar een donkere sound die steviger verankerd is in de vroege jaren tachtig. De gloomy jaren. De songs zijn bedekt onder een laag muisgrijze toetsen, de ritmesectie zorgt voor een enorme drive en de hoekigheid suggereert een haast militante intensiteit. Het is een wat grauwe vibe die ze uitstralen, alsof hun ouders erbij waren toen The Ex voor het eerst het Oostblok verkende, met dansbare tracks vol manische, repetitieve ritmes, helemaal (opnieuw) op maat van deze tijden.

Atol Atol Atol © Marcel Schikhof

Dé directe kopstoot van PSAS komt vervolgens van Benjamin Herman’s Bughouse. Saxofonist Herman is al decennialang een vaste waarde van de Nederlandse jazzscene, waarin hij best wel een breed terrein verkende, gaande van traditioneel geïnspireerde bop-exploten en zijn gerenommeerde New Cool Collective, over hommages aan Misha Mengelberg en meer. Met Bughouse richt hij zich volledig op de punk. En als album Bughouse in 2018 al een knaller was, dan doet het recent verschenen The ERUS / ARC Sessions daar nog een schep bovenop. Live schiet het zo mogelijk nog heftiger uit de startblokken. Samen met veelzijdige jazzgitarist Reinier Baas (zie Ben Van Gelder, Han Bennink…), bassist Peter Peskens (Jungle By Night) en Nederlandse punklegende Olav van den Berg (Lärm, Seein’ Red,…) is dit niet minder dan een knetterende explosie van miniatuursongs die verwijzen naar jazz, surf, country en vunzige lounge, maar vooral toch bruut erin hakken. Baas kan zich laten gaan met opgejutte skronk, de ritmesectie – met een ronduit fantástische van den Berg – is niet minder dan een pletwals en Herman zorgt voor snedige melodielijnen en tot een minimum beperkte solo’s. En hij grijnst zich te pletter. Terecht, want hier worden spurtjes getrokken die herinneren aan The Flying Luttenbachers, Naked City, James Chance, Super Seaweed Sex Scandal en The Lounge Lizards. Een indrukwekkend shot adrenaline, tot en met die cover van The Cure’s “Boys Don’t Cry”.

Benjamin Herman’s Bughouse © Marcel Schikhof

Het Franse Ni is misschien niet zo’n ronkende naam als andere Europese sleutelbands die uit de underground komen zoals, pakweg, Zu of Motorpsycho, maar neemt al net zo’n unieke plaats in. Dit instrumentaal kwartet, waarvan bassist Benoit Lecomte twee jaar geleden nog imponeerde met PoiL Ueda, grossiert in een sound die ergens het midden houdt tussen technisch complexe mathrock die regelmatig herinnert aan King Crimson anno Red, maar dat dan aandikt met invloeden uit metal, psychedelica, punk en meer. Het is een echte live band, die theatraal durft zijn, maar vooral uitblinkt in duizelingwekkende structuren, tempowissels en contrasten. Ze hanteren een eigen mechaniek, bedienen lichten met voetpedalen, spelen met de souplesse van improvisatoren en scalpelstrakheid. Vier muzikanten, één eenheid. Een aanvankelijk wat aarzelend publiek komt gaandeweg steeds meert tot leven, er wordt gedanst, geroepen. Ni heeft anno 2025 nog niets van z’n dwingende impact kwijtgespeeld en is daarmee de kers op de taart voor alweer een prachtige Peel Slowly And See.

Ni @ Marcel Schikhof

Kiezen is altijd verliezen, maar als de bands die we niet meepikten ook dit niveau aanhielden, dan was deze festivaleditie weer een topper. De gezichten na heel wat concerten spraken alleszins boekdelen. Dit soort festivals vormen de broodnodige humus waar veel moois uit blijft ontstaan.

De volgende editie vindt plaats van 20 tot 22 maart 2026. 

Beeld:
Ruben Verheul / Marcel Schikhof

verwant

Peel Slowly And See :: 2 maart 2024, Leiden

De vorige editie van Peel Slowly And See had...

Peel Slowly And See

10 maart 2023Leiden

Ontdekkingsfestival Peel Slowly And See verkeert momenteel op dat...

recent

Anne De Marcken :: Het duurt eeuwig en dan is het voorbij

De zombie kent zijn ontstaan in Haïtiaanse folkore en...

The Surfer

In de Amerikaanse komische reeks Community zit een aflevering...

Byung-Chul Han :: De crisis van het narratieve – Over het verdwijnen van rituelen

Pamfletten en essays behoorden lange tijd tot de klassieke...

Romanie :: Uh Oh

Waar we Belgiës coolste indie darling kunnen vinden? In...

Good One

India Donaldsons veelbelovende debuut Good One toont de zeventienjarige...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in