Het genre van de dystopische roman is, bij wijze van spreken, zo oud als de straatstenen. Wat echter als die dystopie vertrekt vanuit de wereld zoals die er vandaag uitziet? Paul Lynch schreef met Prophet Song een roman die laat zien dat er niet bijster veel nodig is om de actualiteit te doen omslaan in een regelrechte nachtmerrie. Het levert een even onthutsend als voorspelbaar boek op, waarin de lezer nauwelijks wordt uitgenodigd om zelf na te denken.
De bestorming van het Capitool, wegblokkades na de verkiezingsnederlaag van Bolsonaro, arrestaties van volgelingen van Navalny: de voorbije jaren was er ruim voldoende reden om te twijfelen aan de staat van de democratie wereldwijd. Dat extremistische groepen het heft in eigen handen nemen, is al lang geen fenomeen meer dat zich enkel buiten Europa voordoet. Dat kan ook de Ierse schrijver Paul Lynch niet ontgaan zijn. Die maakte de denkoefening: wat als een regime de regels van de rechtstaat aan haar laars begint te lappen? Wat als een doodgewone vakbondsbetoging hardhandig uiteen wordt geslagen, wat als arrestanten vakkundig uit het sociale weefsel worden gerangeerd, en wat als de uitvoerende macht meegaat in de dictatoriale trekken van het onzichtbaar regerende apparaat?
Een dergelijk universum mondt razendsnel uit in een totale verschrikking waar mensen in gevangen zitten voor ze er erg in hebben. Eerst kunnen ze nauwelijks geloven dat ze zich beter uit de voeten zouden maken, naderhand maken de autoriteiten hen dat compleet onmogelijk. Lynch laat, in een wereld die uitzonderlijk veel op de onze lijkt, zien hoe een dergelijke terreur zich installeert: met mondjesmaat, via schijnbaar onooglijke details, in de hoedanigheid van allerhande schimmige figuren die prat gaan op hun onvoorwaardelijke loyaliteit aan het nieuwe bestuur. Nog voor het tot een burgeroorlog komt met bommen en granaten, heeft het conflict zich al in en onder de huid van de mensen genesteld. Ondertussen is niemand nergens nog veilig, want wie weet luisteren de onzichtbare krachten van hogerhand wel mee …
Met een nieuwe kijk op de werkelijkheid komt Lynch niet op de proppen. In allerhande polemische stukken is al in het lang en het breed gewaarschuwd voor leiders met narcistische en/of dictatoriale trekken. De wijze waarop hun terreur zich kan installeren, is al evenmin verrassend. Toch is het begrijpelijk dat Lied van de profeet werd beloond met een Booker Prize, een bijzonder prestigieuze bekroning binnen het Angelsaksische literatuurlandschap. Sinds de betreurde Brexit weet de intellectuele elite in het Verenigd Koninkrijk donders goed dat verworven zekerheden absoluut niet zeker meer zijn, eenmaal demagogen op grote schaal met halve waarheden en verdraaide feiten een samenleving collectief tot foute keuzes kan dwingen.
Vanuit die optiek is Lynchs bekroning zeker een politiek-ideologische keuze geweest, want de literaire kwaliteiten van diens boek zijn onmiskenbaar gering. Verdienstelijk is vooral de genadeloze stroom van gebeurtenissen die Lynch spannend weet weer te geven, ondanks de voorspelbare teneur van de wijze waarop het bewind het leven van de protagoniste eerst langzaam binnendringt en vervolgens compleet verwoest. Het boek doet van meet af aan filmisch aan, omdat Lynch visuele dramatiek inzet om het door hem geschetste horrorscenario te onderstrepen. Van wonden tot bominslagen, van levenloze lichamen tot mobieltjes die door niemand worden opgenomen: vaker wel dan niet doe het boek denken aan een stereotiep scenario voor Hollywood.
Hoewel dergelijke stilistische ingrepen hun effect niet missen, blijft het voer voor discussie of een jury een roman als deze moet bekronen. In een gepolariseerd krachtenveld zoals dat van de politiek vandaag, preekt Lynch allicht voor eigen kerk, want zijn lezers niet overwegend empathisch en meevoelend, wat hen uit de handen van extremen weg houdt? En hebben diezelfde lezers, die doorgaans goed geïnformeerd zijn, nood aan een dystopisch pleidooi voor andere sociale keuzes? Een subtielere roman, die het zwart-witdenken eerder in vraag stelt dan dat het de tweedeling tussen goed en kwaad als een onwrikbaar gegeven poneert, had allicht meer recht gehad op een literaire prijs, want behoeft een samenleving vandaag niet vooral nuance? Is het niet vooral de taak van literatuur om de complexiteit van het onzegbare aan te raken, in plaats van mee op de barricades te staan voor al te evidente ideologische standpunten?
Lynch zal het worst wezen, want hij heeft zijn prijs op zak. En dat terwijl Prophet Song misschien slechts in de laatste tien bladzijden blijk geeft van originele en bloedstollende vertelkracht, wanneer de auteur laat zien dat de fictie van dit boek eigenlijk al realiteit is. Afgezien daarvan is Lied van de profeet enkel voorbehouden voor diegenen die hun literatuur graag behapbaar ingelepeld krijgen. Zij zullen dit boek ervaren als een pageturner zonder weerga.