Het gaat goed met Daan, dank u. Afgezien van een hardnekkige rookgewoonte blaakt de zanger van levenslust en vreugde. En dat hoor je aan het nieuwe Space, een album dat hij ooit aankondigde als ‘een hippieplaat’, maar anders uitdraaide. “Uiteindelijk is het toch best beschaafd gebleven.”
enola: Ik las ergens hoe je zei “In november moet je me echt niet aanspreken”. Je houdt niet van de winter. Dit wordt een moeilijk interview?
Stuyven: “Grappig dat ik dat gezegd heb, want ik heb het opnieuw helemaal. Elk jaar neem ik me voor om die wintermaanden op een of andere manier te skippen. Maar goed, het gaat wel over, en aan de andere kant is het goed om gewoon door te werken. Het is een tijd om te zaaien, zodat we in de lente of zomer kunnen oogsten.
enola: Hoe ben je aan Space begonnen?
Stuyven: “Zonder idee, maar met veel goesting. Zie het als een atleet die traint voor de Olympische Spelen. Die is eindelijk in vorm, die wil ook na dat toernooi door: meer van dat. En zo ging ik ook na The Ride verder, met veel appetijt. Ik wilde iets energetisch, een ADHD-omgeving, maar dan met warme klanken en met veel sprankeling in. Een warme opwinding. En vanaf dat ik dat wist, kon alles.”
“Door dat simpelweg verder schrijven, zat ik ook in een fase waarin mijn vingers getraind waren: ik zat in notenland. Normaal ben ik een beetje een brutist als het op harmonieën en melodieën aankomt, maar nu hoorde ik overal melodiekes. Vandaar dat er bij momenten nogal barokke tripjes op staan. En zo heb ik er twee jaar aan gewerkt, in de winter en de zomer, alleen maar ook met vrienden, en al die verschillende momenten hadden hun invloed op waar de songs naar toe gingen.”
enola: “Ik ga een vrijgevochten plaat maken. Wilder, stoneder en vrijer dan ooit”, liet je weten tijdens het maakproces. Is dat gelukt, denk je?
Stuyven: “Uiteindelijk blijft het toch nog allemaal behoorlijk beschaafd, of toch binnen mijn eigen, rare lijntjes. Ik heb er ook lang aan gewerkt, waardoor de dingen een beetje opgekuist werden. In het begin maakte ik heel veel dat dreef op een bassynthesizer waar ik dan akoestische gitaren of twelvestrings over legde. Waarna ik in plaats van klassieke rockdrums, ritmes zocht met tamboerijntjes en shakers en dergelijke. Zo klonk het heel primitief; het waren bijna kampvuurtoestanden, maar dan met een zware synth onder. Die smosserigheid, dat jaren zeventig-bevrijdingsfrontgevoel, is in veel nummers ergens wel gebleven, denk ik.”
enola: Je nam de jaren zeventig inderdaad als referentiepunt. Aan welke artiesten dacht je?
Stuyven: “Dat gaat veel richtingen uit. Veel The Byrds – oké, dat is dan jaren zestig – en Manfred Mann, altijd een vleugje Roxy Music, Gerry Rafferty. XTC ook, iets waar ik normaal gezien niet naar luister. Van alles door elkaar dus, maar altijd behoorlijk songwriting minded. Ik had echt het voornemen: nu wil ik wel echt liedjes maken.”
enola: De term hippie-album is ook gevallen.
Stuyven: “Als je je bij momenten behoorlijk goed en zorgeloos voelt, dan krijg je zin om dat te vieren of om te laten gaan. “Work” is zo een nummer waar ik zelf heel hard mee moest lachen: “If the sixties didn’t work, then why should we?” Dat is een parodie op langharig tuig, Yvan Heylens “’t Zijn zotten die werken”. En ondertussen steek je natuurlijk wél tonnen werk in je plaat, zwoeg je je te pletter.”
enola: Jij zei daarnet “barok”. Mag ik het ook een theatrale plaat vinden?
Stuyven: “Ja, maar dan met een knipoog.”
enola: Daar hoor ik net het theatrale in: de lichte grijns is terug, waar The Ride meer een uitgestreken gezicht had.
Stuyven: “Ik heb veel respect voor de hedendaagse barden, de Richard Hawleys van deze wereld. Maar met ouder te worden, met een kop die toch jong blijft, kom je toch al snel bij de vraag uit wat een heer van mijn leeftijd nu zou zeggen. En dan begin je met een smile op je gezicht te croonen. En ik had ook echt goesting om de trukken van de foor te gebruiken. Dus ja: er is theatraal spelplezier, een soort zelfrelativerende breedsprakerigheid in de teksten. Want als je dan toch op het podium gaat staan, dan mag je wel iets geven. Of je ziel uitkotsen: dat is leuker tegenover een publiek dan voor een psychiater.”
Een beetje verdacht
enola: “Great” is ontstaan bij “een nachtelijke jam met een wildvreemde”. Hoe gebeuren zulke dingen?
Stuyven: “Ik had thuis een vergadering met een regisseur die me als acteur wilde voor een kortfilm. Nooit meer iets van gehoord, maar zijn assistent verveelde zich tijdens dat gesprek en begon op mijn vleugelpiano de meest waanzinnige dingen te doen. Ik heb het gesprek gestopt, en hem meegenomen naar mijn studio. Ik gaf hem een pianoklavier en nam op. Vijftien minuten lang zat die topsport te brengen, en ik kon hem vragen of hij naar dit of dat akkoord kon overschakelen, een bridge konden maken, en ginder een soort refrein. Hij bleef maar gaan, 32ste noten spelen, non-stop zijn handen kruisend, … Dingen die eigenlijk niemand kan, dus hij moet een serieuze klassieke achtergrond hebben.”
“Het was titanenwerk om dat kwartier vervolgens te gebruiken. Het zat vol geweldige passages en ideeën, maar dat maakte het ook moeilijk. Je kunt – enfin, ik wil – geen nummers maken van 15 minuten. Jeroen (Swinnen, vaste toetsenist van Daan – red.) heeft fantastisch werk geleverd om dat uiteindelijk in te korten tot zes minuten. Het is voor hem niet evident om na te spelen, hij heeft serieus gevloekt, maar hij is erin geslaagd. Hij krijgt het in zijn vingers. Jeroen krijgt alles in zijn vingers.”
enola: Dit verhaal sluit mooi aan bij wat je in je begeleidende tekst ook zegt over ‘licht neurotische piano’s’ die doorheen de plaat dwarrelen’. Is de piano een sleutelinstrument op Space?
Stuyven: “Ja. Het mocht wat akoestischer, of toch wat dichter bij mijn stem liggen. Warmer zijn, ook: ik wilde geen koude omgeving, vandaar dat ik voortdurend akoestische gitaar speelde. En verder vind ik een piano een erg dankbaar monster. Ik wilde uiteindelijk de sfeer vatten van voor de opkomst van de synths, die jaren zeventig-sfeer van m’n favoriete band The Sparks, en daar zijn piano’s heel belangrijk in. Ik ben een grote fan van dat duo, en probeer elk optreden bij ons mee te pikken. Zo heb ik hen al met band gezien, maar ook als het gewoon een concert lang de broertjes Maël zijn, op zang en piano. En ook dan blijven die nummers overeind. Als je dat zelf ook wil, dat je nummers die naakte versies overleven, is het interessant om ze zo lang mogelijk dicht bij de piano te houden.”
enola: Zoals in de jaren negentig het adagium gold dat het maar een goeie song was als ze ook op akoestische gitaar overeind bleef?
Stuiven: “Ja, daar valt ook iets voor te zeggen.”
enola: Je bent nochtans lang afkerig geweest van ‘de gitaar’, die je ooit ‘de CVP van de popmuziek’ noemde. Ook hier ga je er prat op dat je met die solo in “Drunk” nog maar aan je tweede solo in 250 liedjes bent.
Stuyven: “Gitaarsolo’s blijven wat mij betreft wat not done. En ik heb altijd geluk gehad dat ik met gitaristen werkte die dat ook vinden. Ook nu doet Geoffrey Burton in mijn band de meest waanzinnige dingen op zijn instrument, maar géén solo’s. Ook in “Drunk” is het eerder een parodie op ‘de solo’, maar hij zit me ondertussen goed in de vingers. Live speel ik ze met plezier.”
“Maar ja, ik vond dat het mocht in dat nummer. Misschien was het dat Velvet Underground-sfeertje dat me inspireerde. Ik hou van hoe Lou Reed gitaar speelde; steevast less is more. Dus toen ik daaraan moest denken, dacht ik: oké, ik ga er in mee, en dan met een gitaarsolo die uit één noot bestaat.”
enola: Waarom paste de titel ‘Space’ zo goed bij deze nummers?
Stuyven: “Omdat de andere zeshonderd niet toereikend waren: allemaal A4-tjes boven elkaar met potentiële albumtitels, de ene al slimmer dan de ander, of veel te ingewikkelde boutades door elkaar, … Geen enkele kon me echt overtuigen, of dekte de lading echt. Het was pas toen ik aan de visuals begon dat ik zag hoe ‘Space’ ook ergens in het lijstje stond. En dat klopte: ‘ruimte’. Daar hangt een stoned kantje aan. Ik heb altijd al van eenvoudige titels gehouden. Een plaat Simple noemen klinkt belachelijk, maar zulke dingen worden goed met de jaren. Het is een self-fullfilling prophesy: het gaat de lading dekken.”
enola: Wat zijn behalve ‘kort’ nog criteria voor een Daantitel?
Stuyven: “Dat het heel interpreteerbaar moet zijn; alsof het een logo van een of ander merk zou kunnen zijn. Mijn eerste grafische opdracht was een zeepverpakking ontwerpen voor de Afrikaanse markt, die Classic moest heten. Ik vond dat toen heel grappig. Voor mij was dat pop art om een logo te maken voor iets met die naam. Daar hou ik wel van. En ook, het mag een beetje verdacht zijn, waardoor iedereen het op een andere manier kan lezen. Dat is makkelijker met open of schijnbaar banale of simpele woorden.”
De liefde voor muziek laait
enola: Je noemt Space je ‘zoveelste poging tot masterpiece’. Is geen van je voorgaande platen die titel waard?
Stuyven: “Je mag dat gevoel hebben als je er aan bezig bent, maar achteraf is het tactischer om ambitieus te blijven, en jezelf nog geen kroontje op te zetten, maar vooruit te kijken. Je moet jezelf voorhouden dat je dat meesterwerk nog altijd moet schrijven. Zo blijf je bezig. Dus neen, ik heb er nog geen gemaakt. Soms eentje dat tot de top tien kan behoren, dat wel. Maar verder wil ik het vak nog beter leren.”
enola: Wat mij opviel in de zelfgeschreven biografie bij het album is hoe je The Player negeert in je carrière-overzicht. Dat is er geen voor die top tien?
Stuyven: “The Player herinner ik me als een overgangsplaat. Ik heb hem sindsdien niet meer beluisterd, want dat doe ik pas na twintig jaar. Waarschijnlijk is die wel oké hoor, maar stilistisch viel die tussen twee stoelen: aan de ene kant nog het elektronische palet van Victory, maar ik begon daar ook aan te twijfelen en kreeg moeilijkere goestingen. Ik botste op dat album ook tegen de grenzen aan van mijn eigen kitschgehalte, die elektronische pathetiek.”
“Ik weet nog dat ik The Player tijdens het maken halverwege een half jaar heb laten liggen, om daarna opnieuw op te pakken. Dat mag je nooit doen, je moet verder werken terwijl het nog heet is. Want waarschijnlijk kreeg ik in die eindfase al meer zin in wat later Manhay is geworden. Zie het als de Tour de France, waar een col of een sprint af en toe zo’n belangrijk moment is waar je alle kopmannen opnieuw ziet aansluiten. Zulke ijkpunten waren Victory en Manhay, maar dat maakt het landschap daartussen misschien niet minder interessant.”
enola: Als je je regels volgt, heb je pas de afgelopen jaren Victory opnieuw gehoord. Hoe was dat?
Stuyven: “Super. Het was echt een blij weerzien. Een paar jaar geleden heb ik er voor het eerst ook een vinylversie van laten persen, en die elektronica klinkt zo nog beter dan op cd. Dus ja, ik kon echt denken ‘dat is zo stom nog niet’. Ik wist weer waarom ik dat album zo gemaakt heb.”
enola: “Housewive”, “Addicted” of “Victory” ben je altijd blijven spelen. Zijn er andere die je zo herontdekte?
Stuyven: “”Fuel” heb ik al lang niet meer gehoord, en dat klonk best wel neig. En op elke plaat staat wel iets raars, zoals op Victory “Dream”, een soort afrekening op een Italiaanse, barokke melodie. Het was best leuk om dat opnieuw te horen.”
enola: Je belooft dat de wijze jaren nu nog kunnen komen. Wat had je daarvoor in gedachten?
Stuyven: “Meer genieten terwijl ik minder brandstof verbruik. Subtieler omgaan met de dag, van ochtend tot avond, met een zekere zachtheid. Iets poëtischer werken, minder brut. Me minder aantrekken van dingen. En verder heb ik een nogal vervelend lichaamsritme, dat mag wel iets rustiger worden.”
enola: Ben je nog altijd gestopt met drinken?
Stuyven: “Ja, I try. Dat heeft immers geen functie. Ik ben het eigenlijk wat beu, en ik vind het ook vervelend dat het een issue is. Toen ik jong was, rookte ik graag een joint, dat ben ik op een bepaald moment ook moe geworden. Het werkte niet meer, dus ik stak er geen energie meer in. Je krijgt er niets mee gedaan, terwijl je net goed bezig was.”
enola: Je bent na Nada een tijdje weg geweest. Dat had natuurlijk met COVID te maken, en het overlijden van je vader en zus. Maar je was ook wat klaar met muziek, heb ik begrepen?
Stuyven: “Eind jaren negentig, toen ik nog vormgever was, heb ik een burn-out gehad. En ook als muzikant ben ik sommige jaren hard gegaan, met veel optredens, veel muziek maken. Daarom heb ik in die periode preventief ingegrepen, vóór ik mijn goesting verloor. Het leek me interessant om het tempo even terug te schroeven en rustig af te wachten tot de goesting opnieuw opborrelde. Achteraf gezien denk ik dat ik harder op de rem ben gaan staan dan dat moest, maar daardoor ben ik wel niet uit de bocht gevlogen.”
enola: Is die pauze een cesuur, en dit dus een soort van Tweede Acte?
Stuyven: “Ik heb The Ride na die periode in elk geval met veel appetijt en plezier gemaakt. Ik moet zeggen dat ik ook dit een fijne periode vind. De liefde voor muziek, om die term maar te gebruiken, laait hoog op. En ik hoop van dat vlammetje nog even aangewakkerd te houden.”
enola: Het gaat in elk geval opnieuw lekker vooruit met om de twee jaar een plaat. Je vond na je 54ste verjaardag dan ook het angstbeeld uit van de 2×27-club. Wat is dat?
Stuyven: “Als een artiest de dertig voorbij is, is er altijd dat gevoel dat hij of zij toch het 27 club-drama voorbij is; die typische leeftijd waar het allemaal fout loopt. En dan denk je dat je safe zit, maar ik lees heel veel autobiografieën en dan merk je dat er halverwege de vijftig nog een tweede knik zit bij rockartiesten. Dat is toch ook een periode om in de gaten te houden, een waarin je op een kruispunt komt en je de redenen en de goesting waarmee je muziek maakt opnieuw moet definiëren en de juiste weg moet kiezen.”
“Je kunt niet meer doen alsof je 25 bent. Je hoofd staat daar misschien wel naar, maar je lichaam wil dat niet meer. En je hebt al zoveel meegemaakt dat je moet opletten voor het ‘is dit alles?’-gevoel. Want het blijft ook raar hoe we als oudere artiesten nummers blijven spelen die we als jonge man hebben gemaakt. Je wil niet dat dat pathetisch wordt, dus je moet dat opnieuw uitvinden, en wat dan helpt, is om je band met muziek opnieuw wat intiemer te maken. En ook de band met jezelf moet je opnieuw aanhalen, zorgen dat je niet leeft voor het podium of het publiek is dan belangrijk. Maar verder denk ik dat deze levensfase ook heel interessant kan zijn, en heel veel voordelen heeft. Je hebt een pak meer ervaring, er zijn valkuilen waar je niet meer in loopt. Maar je moet daar wel mee bezig zijn en je moet jezelf daar voor behoeden en niet al ouder wordend hetzelfde blijven doen.”