Schoonheid en verlies liggen al te vaak lepeltje tegen elkaar in het leven, maar zelden is de verstrengeling zo intiem en intens als in dit standbeeld van een nummer.
Want Wannes Capelle van Het Zesde Metaal is nog zo’n ware songsmid, die uit kneedbare gevoelens als klei standbeeldjes van songs maakt. Standbeeldjes met een laagje mededogen, zoals de nummers van Skepsels uit 2019. Mededogen met wie struikelt, valt en toch weer opstaat. Maar het leven zelf kent dat gevoel van mededogen doorgaans veel minder. In 2022 overleed een familielid van Cappelle – weer zo’n verlies waaruit schoonheid vloeide, meer bepaald “Het Langste Jaar”:
“Schreien doen we ondertussen Meer en meer al zonder tranen Soms kan maar één gedacht’ ons sussen We zijn naar u onder bane”
Het is Cappelle ten voeten uit. Grote gevoelens tolken naar kleine woorden. Het West-Vlaams niet als doel, maar als middel, opdat de teksten en diezelfde gevoelens met de botten aan in de modder van het leven blijven staan. Voor de arrangementen geldt hetzelfde: er zit geen noot, geen klank te veel in “Het laatste jaar”. De songs van Het Zesde Metaal dringen zich nooit op. Ze kloppen rustig aan en laten u zelf bepalen in welke kamers van uw huis en hart u ze toelaat. Akoestische gitaar en piano vegen eerst bescheiden hun voeten en laten vooral veel ruimte, die nadien spaarzaam wordt ingevuld met troostende samenzang en bedeesde drums. Geen wonder dan ook dat dit nummer de muzikale handtekening van Tom Pintens draagt.
Want zoals dat gaat met de mooiste songs: die vervellen, winnen aan laagjes. Zo vervelde “Het langste jaar” tot een eerbetoon aan diezelfde Tom Pintens, de beste en schoonste klankentapper van zijn generatie in ons muzikale land. Hij verloor de strijd tegen kanker. Maar zoals dat past in de visie van Het Zesde Metaal mag lelijkheid nooit winnen. Pintens mocht dan ook de volgende worp van de band producen, iets wat meestal aan externen werd gelaten. Het mondde uit in de meest muzikale plaat van de groep tot dusver, wordt gezegd. Dat zullen we op 19 januari volgend jaar horen. Hierdoor wordt Pintens’ muzikale schoonheid weer een tukje tijdlozer. Iets wat lelijkheid nooit zal bereiken.
“Ik hou van die wisselwerking tussen tristesse en hoop”, zei Pintens in een gesprek dat ik met hem had in 2009, naar aanleiding van zijn tweede, uiteraard bloedmooie plaat Winter maakt ons vrolijk (in de titel alleen al zit die wisselwerking) die hij samen maakte met zijn toenmalige partner Ellen Schoenaerts. Hoop en tristesse, daarom had hij z’n plaats in Het Zesde Metaal. Cynisme is immers al te vaak een vorm van gemakzucht en dat bestrijdt Het Zesde Metaal met pen en snaar. Het is ook het laatste gevoel dat je Pintens zou toedichten. Ik heb hem ocharme twee keer gesproken, maar zijn minzaamheid heb ik in tientallen andere interviews zelden geëvenaard geweten. Zijn visie op muzikale schoonheid evenmin. Maar die vatte hij zelf al lachend op zeer laconieke wijze samen aan het einde van een van onze gesprekken toen ik hem dat bewonderend zei: “Och, als de klank maar goed zit”
Die klank zál dan ook goed zitten op dat volgende album van Het Zesde Metaal, dat ook Het langste jaar zal heten, ergens op het snijpunt tussen hoop en tristesse:
“We bluven zoeken, ’t is beloofd Naar een lichtje in de verte Maar we wierden bruut beroofd Gie zat zo diep in ons herte.”
“Het langste jaar” is zo’n lichtje voor altijd te veel mensen.