Sinds Joëlle Dubois in 2015 afstudeerde aan de LUCA School Of Arts loopt haar carrière als een sneltrein. Iedereen voelt zich aangesproken door haar onverbloemde tableaus. Dat bewijzen de vele solo- en groepstentoonstellingen in Duitsland, Nederland en België, de prijzen die ze binnenhaalde en de galerijen die dingen naar haar hand. Gesprek met hét jong verftalent uit Gent.
Joëlle Dubois verwelkomt me en leidt me door een gedeelde keuken naar haar atelier. Ze vertelt me over het begijnhof waar we ons bevinden. Onze-Lieve-Vrouw Ter Hoyen was een vrouwenstad en de begijnen vormden een vrouwenbeweging.
enola: Welke vrouwenbewegingen of vrouwen hebben jou beïnvloed?
Joëlle Dubois: “De Guerrilla Girls, een feministische beweging van anonieme vrouwen die maskers dragen van gorilla’s. Door hen ontstond er een shift in de aandacht voor vrouwen in de kunst. Ze klaagden aan dat vrouwen enkel het museum binnen raken als muze of als ze naakt zijn. Ik verwijs ernaar in mijn doek “My Table 2” (2021). Je ziet een papiertje op de tafel met daarop ‘the advantages of being a woman artist’. Dat is een citaat van de Guerrilla Girls. Ook de Britse kunstenaar Sarah Lucas heeft haar invloed gehad. Haar werk is conceptueler en ze heeft een andere beeldtaal, maar inspireert me voor mijn installaties. Tracey Emin liet eveneens haar sporen na. In mijn schilderij “Female Trouble” (2022) verwijs ik naar The Heart, een podcast van de Amerikaanse Kaitlin Prest. Haar reeks getiteld “NO” gaat over consent, de toestemming in een seksuele betrekking. Die wordt heel vaak níet gegeven. Prest zegt daarover: ‘Consent is de aanwezigheid van een ja, niét het ontbreken van een neen’. Dat vind ik heel belangrijk. Ze heeft me een brief gestuurd. Zo versterken we elkaar. Vrouwen voor vrouwen, daar ben ik voorstander van. Vrouwen kunnen héél toxisch zijn naar elkaar, maar kunnen elkaar ook vertrouwen geven en versterken. Daar zit enorm veel kracht in. Dat schrijft Prest in de brief (Dubois citeert): ‘For women, to be reflected back to ourselves is important in a world dominated by images of men, and images of what women look like through their eyes’. Voor mij is dat cruciaal.”
enola: Je kunst wordt sexual positive genoemd en het onderwerp is vaak diversiteit. Vind je dit belangrijk?
Dubois: “Het is een onderwerp dat ik niet bewust opzoek. Elk werk vertrekt vanuit mezelf. Seksualiteit is een universeel gegeven. Ook body positivity of diversiteit. Het komt steeds neer op een persoonlijk verhaal. Ik heb een zeer diverse vriendengroep, met verschillende nationaliteiten. Het gaat erover om imperfecties toe te laten, bepaalde onzekerheden te omarmen. Dat probeer ik bij mezelf te doen door het van me af te schilderen. Het is misschien wat therapeutisch. Het is een soort van spiegel die ik mix met fantasie.”
enola: Zijn je werken een symptoom of een remedie?
Dubois: “Tsja … (lacht, zucht, twijfelt) Ik denk dat mijn werk het midden houdt tussen symptoom en remedie. Het schippert een beetje. Misschien iets meer aan de symptoomkant. Ik zie het meer als een observatie van mijn omgeving. Mijn dichte omgeving, maar ook van wat ik zie online of op straat. Zoals bijvoorbeeld Forget Me Not mijn expo in Keteleer Gallery. Die ging over de dementie van mijn mama. Hoe beeld je zo’n abstract gegeven uit? Vergeten: hoe vat je dat in een beeld? En dan ontstaat er een collage in mijn hoofd van beelden die ik zie, op straat of online, als inspiratiebron of dat kan vanuit een droom zijn. Het is dus steeds weer een mix van persoonlijk en maatschappelijk, waardoor ik geneigd ben ‘symptoom’ te antwoorden. Mijn observaties bevatten niet per se een kritiek.
enola: Je gebruikt opvallende kleuren. Waarom schilderde je de muren knalgeel, lavendelpaars, babyroze en bleekgroen voor de expo Future Nostalgia in Aken?
Dubois: “Voor mij is kleur belangrijk (lacht). Ik wil een bepaalde sfeer brengen in een werk door middel van kleur. Zoals in het werk “Liminal Space” (2023): het winterse, corona, intimiteit, de nacht, de stilte, ook tristesse, dat vraagt om blauw. Koningsblauw, styloblauw, er zitten allemaal verschillende blauwen in (Dubois wijst naar een aantal tubes verf op haar werktafel), da’s niet één blauw. Soms wil ik dan een sfeer van jaloezie of nijd. Die emoties zijn gelinkt met kleuren. Dan wil ik weer iets groenig of een iets warmere sfeer, met warmere kleuren. Kleur is voor mij geen trucje, het is een persoonlijk aanvoelen. Ik kan uren nadenken over welke kleuren ik moet kiezen. Het kan ook contrasterend zijn, zoals iets heel triestig met een vrolijke, poppy kleur.”
“Dat komt uit mijn verleden. We leefden wel wat in een gek huis. Elke muur had een andere kleur (mijmert). We hadden lila ingebouwde kasten, maar de deurtjes waren in het babyblauw. We hadden een gele muur. We hadden een paarse muur. We hadden een roze muur. Ik mocht het toilet helemaal beschilderen als kind. In ons huis hadden we overal neonlichten. Mijn ouders brachten dingen mee van op reis, uit oude huizen of oude restaurants. Dus ons huis hing vol met caféspiegels, in de keuken bijvoorbeeld van Cécémel. Of reclameposters van bijvoorbeeld Marlboro. We hadden dan ook een salontafel – jaren 50-stijl – waarin om de zo veel tijd een andere reclameposter werd gezet. De vloer van de keuken bestond uit linoleum puzzelstukken in allemaal andere kleuren: felgeel, blauw, lila, en de omlijning van de stukken was met glow-in-the-dark-verf. Ja, mijn mama was echt zo, ook in haar kleren.”
enola: Vandaag valt een soort revival van de figuratie op. Ook bij jou?
Dubois: “Ik heb eerst de professionele bachelor illustratie behaald. Daar heb ik geleerd om naar de wensen van de klant te tekenen, om een duizendpoot te zijn. Dat ging vaak over logo’s en dergelijke. Ik tekende wat de klant wou. Maar daarna ben ik mij beginnen afvragen: wie ben ik als kunstenaar? Een soort van onderzoek begon. Als master in de Beeldende Kunst ben ik dan die kant opgegaan en echt beginnen schilderen. Maar ik vind dat die twee – het commerciële en het artistieke – soms wel kunnen gemengd worden. Er wordt te vaak in hokjes gedacht (Dubois twijfelt). Vertrekkend vanuit mezelf werkt dat het best voor mij.”
enola: In de expo Private Parts zien we jouw privéleven. Waak je genoeg over je privacy?
Dubois: “Ik laat de mensen niet bewust binnenkijken. Ik kies voor een thema of een beeld. Dan moet ik dat gewoon schilderen. Ik combineer twee dingen: de buitenwereld en wat ik zelf meemaak. Die twee werelden verbind ik. Voor mijn generatie zijn het herkenbare beelden. Het is de eerlijkste manier om een verhaal weer te geven. Voor mij klopt het. Ik vertrek niet vanuit de kijker, maar vanuit mezelf. Op het einde geef ik dan een titel, als een soort extra dimensie of verklaring van de situatie.”
“Met de installatie “What Would I do in Orbit?”(2023) verwijs ik naar een satelliet die steeds dezelfde baan aflegt. Dat is ook wat ik doe: opstaan, naar mijn atelier gaan, schilderen, slapen. En dus heb ik daar een soort van kijkdoos van gemaakt. Omdat ik dat al deed als kind, met schoendozen bijvoorbeeld. Toen ik de eerste keer binnenkwam in Ten Bogaerde (het kunstencentrum in Koksijde waar de expo Private Parts loopt tot 07.01.2024, n.v.d.r.) wist ik het meteen: dit is de ideale plek om zoiets te doen. Het is een soort 3D-schilderij. En die privacygrens opzoeken, dat is inderdaad een soort rode draad door mijn werk. Wat is privé? Wat deel je met de buitenwereld en wat niet?”
enola: Je werk gaat over sociale media. Overal en altijd is de smartphone aanwezig: een zegen of een vloek?
Dubois: “Voor mij geeft het ook een constante druk. Zo van ‘aha die doet dat nu’ of ‘ah, wauw die stelt daar tentoon’. Hierdoor spiegel je je vaak aan anderen. Als je jezelf constant vergelijkt met anderen ben je dus niet goed bezig. Dat heeft volgens mij negatieve gevolgen. Je moet je eigen pad volgen, je eigen ritme behouden.”
“Maar maatschappelijk zijn er ook positieve aspecten zoals over genderthema’s, #metoo-beweging, racisme of genocide in Gaza; het verbindt ons, alles is zichtbaar. Alles komt tot in je woonkamer. We zijn constant verbonden. Daardoor zijn we meer bewust en op de hoogte van wat er speelt in de wereld. Wat dan weer stress of druk kan geven (…) maar het blijft positief dat er een grotere aandacht of openheid ontstaat over bepaalde onderwerpen. Dit geeft een grotere tolerantie enerzijds, maar ook radicalere meningen anderzijds. Er is geen taboe meer. Over seksuele onderwerpen: alles kan, alles mag, alles is beschikbaar, alles is bespreekbaar, waardoor er ook een grotere groep radicalen ontstaat als tegenbeweging.”
“Maar datingsites, chatten enzovoorts bekijk ik positief. Ik ken mensen in een mooie langdurige relatie dankzij Tinder. Iedereen zegt dat we antisociaal zijn, doordat we te veel op onze smartphones zitten, maar dat vind ik niet. Dat is niet correct. Je kan fysiek met elkaar samen zitten en ondertussen online chatten met iemand. We zijn dus eigenlijk hypersociaal in plaats van antisociaal. Online ontmoet je ook mensen, dat is een extra. Ik ben dus zelf zeker een zeer frequente gebruiker! Het fascineert me.”