Joris Mertens (1968) is een laatbloeier wat strips, graphic novels of beeldromans betreft. Meer dan vijfentwintig jaar werkt hij volgens zijn uitgeverij al achter de schermen als decorontwerper, art director, illustrator, storyboard artiest, fotograaf en grafisch ontwerper voor Belgische en internationale (reclame)film- en televisieprojecten. In 2020 debuteerde hij met het woordeloze Beatrice dat bij de Zuiderburen lovend onthaald werd (en ook in Korea verscheen) terwijl het in Vlaanderen stil bleef. Met zijn tweede beeldroman Bleekwater lijkt nu echter ook Vlaanderen hem te ontdekken.
Dat Mertens het vooral in Frankrijk goed lijkt te doen, mag niet verbazen. Zijn teken- en verhaalstijl ogen heel `Frans` in die zin dat hij duidelijk aansluiting zoekt en inspiratie vindt bij de meer volwassen `Bandes dessinée` die al decennialang in Frankrijk bestaan en in Vlaanderen vooral bij de liefhebber/connaisseur bekend zijn. Ook in zijn verhaalstructuur kiest hij voor een `Franse` manier van vertellen waarbij realisme, grauwheid en een hang naar nostalgie hand in hand gaan. Waar Beatrice Parijs uit de jaren twintig als achtergrond had, mag ditmaal het Brussel van de jaren zeventig een belangrijke plek opeisen. Want laat er geen misverstand over bestaan, voor Mertens is de stad net zozeer hoofdrolspeler. Beide verhalen schitteren dan ook in de manier waarop Mertens telkens de stad en het tijdperk in beeld brengt en in warme kleuren laat baden. Dat laatste mag overigens contradictorisch heten want in Bleekwater regent het een strip lang.
Dat laatste beschouwt Mertens al een subtiele grap want centraal in het verhaal staat François, chauffeur bij de droogkuisfirma Bianca. Een eenzaat mag hij niet genoemd worden, maar echt een allemansvriend is hij evenmin. Hij babbelt wel eens met collega`s en stopt geregeld in zijn stamcafé om enkele pinten te drinken, voor en na het werk, maar echt diepgaand of intiem kan je dit niet noemen. Veeleer lijkt François net zoals vele anderen menselijk drijfhout te zijn dat zwalpt op de gebeurtenissen van elke dag zonder er ooit tegen in te gaan. De enige droom en hoop die hij heeft, is – hoe klassiek kan het zijn – de Lotto winnen en dit door elke week dezelfde `geluksnummers` te kiezen. Met dat geld hoopt hij ook de liefde van Maryvonne te winnen, die de krantenkiosk openhoudt waar hij elke week zijn lottobiljet binnen steekt en waarmee hij een vriendschappelijke band heeft opgebouwd.
Mertens schets in de eerste pagina`s meteen een helder beeld van François, zijn leven en sociale contacten. Die sfeerschepping wordt in het tweede `hoofdstuk` verplaatst naar zijn werkplaats waar hij een gewaardeerd medewerker is die al zeven jaren voor eenzelfde loon werkt. Een opslag zit er opnieuw niet in, wel mag hij Alain, de neef van de bazin Madame Clerckx, opleiden tot chauffeur en dus een weekje op hem babysitten. Alain is een joviale kerel die er meer dan de kantjes van afloopt en niet echt een hulp is. Wanneer ze tijdens een van hun rondes met een platte band stranden in een boswegje, brengt François enkele pakken naar een afgelegen landhuis terwijl Alain de autoband vervangt. In het landhuis doet François niet alleen een gruwelijke ontdekking maar ziet hij ook een manier om eindelijk uit zijn banale leven te ontsnappen. Geheel conform de opbouw van het verhaal loopt het uiteraard volledig fout en zal François niet lang van zijn `geluk` kunnen genieten.
Bleekwater is in enkele zinnen samen te vatten, toch neemt de auteur zijn tijd. Pas in de laatste hoofdstukken is komt de plotwending die bovendien relatief snel afgelopen is en in haar ontwikkeling en schets niet eens verschilt van de rest van de beeldroman. Voor Mertens is sfeerschepping dan ook belangrijker dan een spannend verhaal of ingenieuze plottwists. Er zijn geen doordachte dialogen of spannende verhaallijnen, slechts zichzelf herhalende momenten die ook wanneer geweld om de hoek komt loeren vooral banaal overkomen. De keuze om in te zetten op een gevoel van repetitieve alledaagsheid vormt echter net de kracht van Bleekwater. Het is een grauw verhaal over mensen die er weliswaar in slagen de eindjes aan elkaar te knopen maar verder vooral vastzitten in een troosteloos en weinig vreugdevol bestaan. De enige plek waar ze allemaal soelaas lijken te vinden is het stamcafé, al vormt ook dat weinig troost. Wanneer een mogelijke uitweg zich aanbiedt, is dat evenzeer een vals spoor dat niet naar geluk leidt.
In interviews laat Mertens weten hoezeer hij de door Franse film noir beïnvloedt is, wat maar al te duidelijk is. Tezelfdertijd lijkt hij ook aan te sluiten bij een aantal films van de Coen Brothers. De manier waarop hij er in slaagt doodgewone mensen te portretteren die geconfronteerd met een onverwacht geluk gekoppeld aan criminele activiteiten, foute keuzes maken en daar een prijs voor betalen, is ook meermaals Gefündenes Fressen voor het filmduo geweest. Bleekwater is dan ook film noir vertaald naar strips, met doodgewone mensen die geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie de foute keuze maken en daar een zware prijs voor betalen. Mertens mag al stripauteur dan wel een laatbloeier zijn, met zowel Beatrice als Bleekwater toont hij zich als een unieke stem die zonder schroom tussen de groten uit het vak mag staan.