James Joyces Finnigans Wake heet onleesbaar te zijn en bijgevolg ook onvertaalbaar. Toch zijn er nu en dan dapperen die zich eraan wagen en is het volledige werk in tien talen vertaald. Naast het Duits, Frans en Grieks is het boek ook beschikbaar in het Koreaans en het Japans, terwijl de vertaling naar het Russisch, Portugees en Chinees alvast opgestart is. Op zich zou het al een interessante studie zijn: hoe vertaal je een werk dat zo uniek en apart is naar een andere taal en weten de vertalers telkens dezelfde elementen over te nemen? Volgt elke vertaling een eigen narratief dat evenzeer samenhangt met hoe het verhaal in die taal en cultuur opgevat moet worden of is er net een `slaafse` vertaling die Joyces eigen interpretatie tracht te volgen?
Finnegans Wake is immers meer dan zomaar een roman. Niet minder dan zeventien jaar schreef Joyce (1882-1941) eraan en het werd zijn laatste boek, dat twee jaar voor zijn dood gepubliceerd werd in 1939. Op het moment van verschijnen was Joyce al lang een gevierd en bekend schrijver, die voor hij aan dit baanbrekende werk begon al definitief zijn plek in het pantheon verworven had met Ulysses (1922). Van die roman, die een dag uit het leven van Leopold Bloom portretteert (16 juni 1904), wordt algemeen aangenomen dat hij gebaseerd is op Homeros` Odyssee (Ulyxes/Ulysses is de gelatiniseerde vorm van Odysseus), zij het dat het hoofdpersonage verre van een held is. Bloom staat volgens velen symbool voor `Jan met de pet`, de alledaagse mens die eerder de dag probeert door te komen dan er een actieve rol in te spelen. De hele structuur, met inbegrip van de stream of consciousness-stijl en het spel met woorden en betekenissen, is zonder meer indrukwekkend, maar verbleekt bij wat Joyce hierna zou produceren.
Hoewel Finnigans Wake de draad van Ulysses niet alleen oppikt en er zelfs mee aan de haal gaat, is het boek nog zoveel meer. Tot en met dat laatste werk viel er immers nog een zekere lijn in Joyces werk te trekken. Van zijn naturalistische verhalendebuut Dubliners over zijn eerste en semi-autobiografische roman A Portrait Of the Artist As A Young Man – waarbij Joyce de overstap naar het modernisme maakte – waren er raakpunten te vinden tussen de romans. Zo zou Bloom aanvankelijk ook een verhaal krijgen in Dubliners en vonden zowel de personages uit deze verhalen als Stephen Dedalus (het op Joyce zelf gebaseerde hoofpersonage uit A Portrait Of the Artist As A Young Man) hun weg naar Ulysses. Niets van dat alles echter in Finnigans Wake.
De romantitel verwijst naar het Ierse volkslied waarin de befaamde opperman Finnegan van een ladder tuimelt en voor dood wordt gehouden. Tijdens zijn wake ontwaakt hij echter wanneer iemand whiskey op hem morst, waarna een ander soort feest begint. De roman start met hetzelfde uitgangspunt, maar wanneer Finnigan ontwaakt, trachten anderen hem ervan te overtuigen dat hij dood beter af is. Het hoofdstuk eindigt met de introductie van Harold of Humfried Kipmanszoon (Harold of Humphrey Chimpden), beter gekend als HKI (HCE), rond wie de verdere roman (on)rechtstreeks draait. Kipmanszoons goede naam komt in het gedrang door een misverstand dat doorheen het eerste deel op verschillende manieren verteld wordt. Onder meer dankzij een brief van zijn vrouw, ALP, wordt hij vrijgesproken.
Die brief zelf, waarvan de inhoud trouwens nooit bekend wordt, speelt een belangrijke rol in het verhaal en introduceert ook de twee zonen van HKI en ALP: Shemus en Shaun, de postbode. Samen met dochter Isa zullen zij in het tweede deel de hoofdrollen voor zich nemen. De zonen verlangen ernaar hun ouders te overstijgen, wat in het café van HCE leidt tot vreemde zijsprongen, naamsveranderingen en gedaanteverwisselingen die het verlangen van de kinderen lijkt te symboliseren. In het derde deel staat Shaun centraal en wordt hij ondervraagd over de brief van ALP, alvorens kort HCE en de familie Porter aan bod komen. Het laatste deel is dan weer grotendeels een monoloog van ALP waarbij de laatste zin overloopt in de openingszin van het boek.
De structuur van het boek is niet zomaar te vatten met een simpele leesbeurt. Joyce-kenners lijken het zelfs vaker oneens dan eens te zijn over de inhoud van de roman en hoe die opgevat moet worden. Weliswaar bestaat er over de hoofdlijnen en algemene opbouw enige consensus, maar toch zijn er nog steeds specialisten die het zelfs over de grote lijnen oneens zijn en stellen dat een lineaire verhaallijn zoeken nutteloos is aangezien zowat elke zin op verschillende manieren gelezen en geïnterpreteerd kan worden. De manier waarop Joyce zelf met structuren, verwijzingen en dubbele bodems speelt, om nog maar te zwijgen over hoe zijn hoofdpersonages geregeld van identiteit of naam lijken te veranderen, pleit alvast voor die visie, maar roept ook de vraag op of het boek meer is dan zomaar een experiment.
Joyce zelf verdedigde het werk en stelde dat er wel degelijk over elke zin nagedacht was. Hij omschreef het zelf als een poging om het nachtelijke leven te reconstrueren en de `donkere nacht van de ziel` (de ervaring door iedereen verlaten te zijn en geen hoop te hebben). Interessant genoeg zijn zelfs critici het niet altijd eens met deze verklaring van Joyce zelf, waardoor het boek ook los van de intenties van zijn maker op zich blijft staan en open voor een veelvoud aan interpretaties. Alle reflecties en analyses zijn finaal dan ook niet meer dan potentiële hulpstukken die een narratief aanbieden dat niet noodzakelijk in het boek aanwezig is. Mogelijk is ook om die reden aan de vertaling geen voor- of nawoord toegevoegd, zelfs al laat dit de ongeïnformeerde lezer hulpeloos achter.
Los van de persoonlijke appreciatie van Finnegans Wake – geen roman roept meer uitgesproken meningen op dan deze – zijn er dan ook maar twee bedenkingen die gemaakt kunnen worden bij deze vertaling. Vooreerst is er het vermelde ontbreken van elke context of ontstaansgeschiedenis, ook al kan opgemerkt worden dat wie het boek leest dit bewust doet en bijgevolg bekend is met Joyce en/of de faam van de roman. Daarnaast kunnen er ook vragen gesteld worden bij de vertaalkeuze. Uiteraard is het zo goed als onmogelijk een roman te vertalen die een ratjetoe van talen en neologismen is en bijgevolg elke vertaler voor een hopeloze taak zet, maar de duidelijk Nederlandse inslag kan niet genegeerd worden. Naar alle waarschijnlijkheid is het onmogelijk het boek zo te vertalen dat zowel de Nederlandse als de Vlaamse (of Afrikaanse) lezer het als natuurlijk zal ervaren, maar het `Hollandse` karakter zorgt wel voor een extra vervreemding die het Engelse origineel niet heeft.
Finnegans Wake van James Joyce is een monument binnen de literatuur, wat niet betekent dat iedereen het behoort gelezen te hebben of goed te vinden. Daarvoor is het boek te grillig, te modernistisch en te experimenteel. Dat het werk echter onleesbaar of onvertaalbaar zou zijn, is een overdrijving. Zoals Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes aantonen, is een vertaling mogelijk, zelfs al is ze nog steeds zo persoonlijk en zelfs streektaalgebonden dat ze evenzeer fascineert als afstoot en net daardoor een nieuwe inkijk in het boek geeft. Het huzarenstuk van Joyce en de dappere vertalers die zich eraan wagen, vertelt net zo veel over romanstructuren als over de werking van talen en verleent net daardoor Finningans Wake zijn plek in de wereldliteratuur.