Einde jaren zeventig werd David Murray binnengehaald als de nieuwe jonge god van de tenorsax en (vrije) jazz. Dat leidde tot een stortvloed aan indrukwekkende platen, maar ook een parcours dat zich gaandeweg meer op gezapiger oorden en crossoverprojecten ging richten. Maar: gisteren speelde het saxkanon in Rijkevorsel met een van de centrale ritmesecties van de Europese vrije jazz, een samenwerking die leidde tot een indrukwekkende demonstratie.
Leg je vandaag de dag Flowers For Albert (1976) nog eens op, dan is het amper te bevatten dat Murray destijds amper 21 was. Zo jong, en toch al de hele saxtraditie opgeslorpt. Goed vier decennia later is dat nog steeds het geval. Murray is niet zozeer geïnspireerd door het spirituele vliegwerk van de latere Coltrane, maar lijkt voortdurend een balans te zoeken tussen traditie en avant-garde, met een stijl die in sommige stukken herinnerde aan het voluptueuze van Coleman Hawkins, de vinnigheid van Johnny Griffin, de vurigheid van Archie Shepp, de dansende melodieën van Dudu Pukwana én de expressiviteit van Albert Ayler. Samen met zijn Noorse ritmesectie tastte hij in z’n eigen discografie, stak hij andermans werk in een nieuw jasje en wist hij een popsong te verbouwen tot een vlammende brok extase.
Met Ingebrigt Håker Flaten en Paal Nilssen-Love, samen de motor van o.m. The Thing en sinds de eeuwwisseling goed voor een energieproductie die een middelgrote stad kan aandrijven, beschikt Murray dan over een gedroomde ritmesectie. De twee hebben niet alleen bakken ervaring met instant compositie, maar speelden met heel wat saxkanonnen waaronder Mats Gustafsson, Peter Brötzmann, Joe McPhee, Ken Vandermark, e.a. Murray zou naar verluidt nog niet van de twee gehoord hebben voor hun samenwerking, maar dat zal intussen veranderd zijn. Maar het moet ook gezegd: zelden zagen we een saxofonist met zo’n vanzelfsprekend meesterschap van jetje geven.
En ook: het zou geen performance worden waarbij Murray alle aandacht naar zich toe zou trekken. Evenmin eentje waarbij er volop gesoleerd zou worden om maar zo weinig mogelijk samen aan de slag te gaan. Integendeel: Murrays vroege klassieker “Dewey’s Circle” werd meteen aangegrepen voor een exploratie, met korte spurtjes, een solo voor Nilssen-Love, en een lyrische vertraging van waaruit die charmante melodie terug naar voor kon wringen. Het was de start van een concert dat in totaal bijna twee uur besloeg maar zo voorbij vloog. Je kon meteen voelen dat dit geen Amerikaans jazztrio was, al zorgde dat eerder voor een wrijving die inspireerde dan dat het een mankement werd, met Murray die ontspannen solo’s rondstrooide terwijl de Noren hun vrijheid een beetje stroomlijnden en aanvankelijk misschien net iets meer ingehouden speelden dan ze normaal doen, maar wel hun stempel drukten op het samenspel.
Murray pakte intussen uit met een verbluffende instrumentbeheersing: breed aanzwellende golven, gezapig-bluesy lijnen, perfect gecontroleerde gilletjes in het hoogste register en balkende stoten, met de kop weggestoken tussen de schouders. Ook op basklarinet is Murray een meester, met bokkige erupties en circulaire patronen die naadloos aansloten bij een paar trancebewegingen van zijn kompanen. En als de eerste set al goed was voor een paar momenten waarbij de wenkbrauwen naar boven schoten, dan was dat dubbel zo sterk het geval in de tweede, waarin de vrijheid aanvankelijk toenam om vervolgens gestroomlijnd te worden voor een prachtige versie van Yusef Lateefs “The Plum Blossom”, waarin Håker Flaten het subtiel-stabiele middelpunt was.
Nog opvallender: een versie van Aretha Franklins “(You Make Me Feel Like) A Natural Woman” (!), waarin Murray aanvankelijk de zanglijn volgde en die gaandeweg een platform werd voor ontvlambaar heen-en-weer-gekets dat het boeltje compleet in het rood joeg. Murray soleerde met een intense bevlogenheid, terwijl de ritmesectie nu ook zonder remmingen aan het daveren sloeg. Goed voor een extase die naar het einde van de set nog eens overtroffen zou worden door een razendsnelle “Hope Scope”, waarin Murray gebruik maakte van furieuze circulaire ademhaling die nog eens zijn meesterschap benadrukte. In die finale kwam het ook allemaal samen: energie, aanstekelijkheid, dansbaarheid en elasticiteit. De muziek steeg boven zichzelf uit.
Het was nog maar het vierde concert van de band, maar er werd nu al gepiekt met samenspel dat liet horen wat er kan gebeuren als potentieel wordt omgezet in realiteit met de frisse opwinding van ontdekkingen in real time. En verdomme, wat deed het deugd om te zien hoe de meester even z’n troon kwam opeisen. Flowers for David, en snel!
Een sublieme weergave van een weergaloos memorabel concert !
volgens mij “onbeschrijflijk” schoon …
het is je toch gelukt Guy om perfect te verwoorden hoe geweldig deze avond was, met dank aan de muzikanten, aan het Singer-team. Aan jou…