Geweldig idee van Editors voor hun laatste plaat Violence: ze zouden in zee gaan met elektronica-artiest Blanck Mass. En toen volgden de anticlimax. Het resultaat werd te weinig herkenbaar bevonden, en de groep liet mainstreamproducer Leo Abrahams de scherpe randjes afvijlen. Nu we ook The Blanck Mass Sessions te horen krijgen, is de vraag vooral waarom dat nodig was.
“Te elektronisch? Te weinig Editors, dat toch vooral”. Dat droge antwoord gaf Tom Smith toen we hem begin vorig jaar vroegen waarom de mixes van Blanck Mass toch die popbehandeling nodig hadden. “Ons menselijk kantje ontbrak”, klaagde de frontman. Het klonk toen al als een laf excuus, het bewijs van dat aanvoelen ligt nu voor ons. Om de clou van deze review al weg te geven: The Blanck Mass Sessions ¬is zo herkenbaar als Violence dat het op de vierkante millimeter zoeken naar verschillen is.
We overdrijven, maar dat slechts nauwelijks. The Blanck Mass Sessions klinkt als wat je mag verwachten als je Benjamin John Power – nog altijd ook één helft van Fuck Buttons zaliger – opbelt: de synths klinken ijzig, de sfeer is koud en levenloos. Dat geeft de nummers een andere textuur, maar daarom maakte hij Editors nog altijd niet onherkenbaar. Ja, de ritmes en bliepjes in “Violence” zijn wat prominenter boven die kale beat, de elektronica in het refrein giert wat meer zoals dat op Powers eigen platen gaat. Wie het nummer nu ondertussen meer dan een jaar kent, zal echter geen wenkbrauw optrekken. Béétje anders, vrijwel hetzelfde.
Dat beeld blijft overeind. “Nothingness”? Niets te melden. Het begint hetzelfde, het eindigde met dezelfde dansende coda. Daar tussenin? Ietwat voller geluid – Powers handtekening – maar al bij al: een Editorsnummer, ook nu. Dit gaat niet om een radicale facelift, hoogstens om verschillen in textuur. Enkel bij “Darkness At The Door” lijkt de samenwerking te wringen. De manier waarop de beat binnencrasht is een beetje schever, Power laat nog wat meer rare geluidjes los, maar wat meer opvalt: Smith zit dieper in de mix, is minder de focus dan op de definitieve – durven we het zo noemen? – popversie. Het is het enige moment waarop je het gevoel krijgt dat Abrahams gelijk had. Dit moest altijd al uitbundig klinken en knallen. Power doet geen ‘uitbundig’, en als hij knalt, klinkt het alsof de boxen kapot gaan. Altijd een geweldig moment, daar niet van, maar we bedoelen: geen nummer voor hem.
Interessanter is hoe anders “Hallelujah (So Low)” klinkt. Neen, voor die extreme gitaaruitbarsting is Power dus niet verantwoordelijk, want die wordt in zijn versie resoluut ingewisseld voor een bubbelende synthlijn die het geheel meteen een veel elektronischer gevoel geeft. Het is het dichtste dat we écht Blanck Massterrein (spotify zijn Dumb Flesh en u begrijpt wat we bedoelen) naderen, een rijk waar chaos en lawaai heersen. In vergelijking is opener “Barricades”, het enige nog onbekende nummer hier, een rustpunt.
En toch was het dus te moeilijk. “Het was allemaal toch wat te kil”, vond de frontman. “Bwah”, zeggen wij. The Blanck Mass Sessions zou hoogstens een degelijk album zijn geweest, maar de verdienste van Power is dat hij Editors liet horen wat ze kunnen zijn als ze niet krampachtig aan een stadiongalm vasthielden. U2 ging ook niet in zee met Brian Eno om dan te klagen dat The Unforgettable Fire te ambient klonk. Er zitten nog altijd ideeën genoeg in Smith en co, maar ze moeten zichzelf wat meer durven uitdagen. Als Editors een echt grote band wil worden, moet het dit soort platen als regulier uitbrengen. Om daarna met het bijgeleerde van de volgende een echte klassieker te maken.