Zondag acht april wijdt het BRDCST-festival in de AB een hele avond, gecureerd door het label Consouling Sounds, aan Dirk Serries. Die zal met verschillende projecten zijn verleden, heden én toekomst belichten. Omdat de toekomst ook altijd het verleden is, en vice versa. Vandaar: een gesprek over dertig jaar muziek. Over vroeger, maar toch vooral over nu. Over controle, maar vooral over vrijheid. Over muziek als obsessie.
Want de toekomst begint met afsluiten: “Binnenkort komt Epitaph uit, de laatste soloplaat die ik wijd aan ambient muziek, het genre waar ik me de voorbije dertig jaar mee heb beziggehouden, naast alle zijpaadjes die ik heb bewandeld. Eerst met synthesizer, daarna met gitaar, maar telkens met dezelfde insteek. Maar daar ben ik nu op uitgekeken. Ik kan persoonlijk niet veel meer aan bijdragen aan die muziek. Daarom wilde ik een statement maken om die lange periode af te sluiten. Toen Consouling Sounds me aanbood om een album op hun label uit te brengen, was dat een ideaal moment om dat te doen: een release dicht bij huis, je hebt er controle over, je kan samenwerken met heel interessante mensen. Ik wist dat de puntjes op de ‘i’ zouden terechtkomen.”
“Het is wel belangrijk voor me dat er iets in de plaats komt. Het vuur is nog altijd niet gedoofd, ik heb nog zo veel plannen in mijn hoofd. Ik moet ze alleen kunnen uitvoeren. Daarvoor is het belangrijk dat ik die ambientfase afsluit, en dat ik dat nu doe. Ik hoop wel dat sommige projecten, zoals Yodok III, in de toekomst net meer uitgebreid worden. En dan is er mijn fascinatie voor de vrije improvisatie. Die aanpak ligt me zeer nauw aan het hart. Het staat pal tegenover wat ik als control freak die alles minutieus uitdokterde in de studio, altijd heb gedaan. Nu gaat het meer om naar een moment toeleven, samen improviseren, en daarna naar een volgend moment gaan. Het is een soort van therapie voor me, die vrije improvisatie, om me muzikaal gezond te voelen. Voor mij is het heel belangrijk om beide wateren te blijven bevaren, om een balans te bewaren. Dat zijn de twee pijlers waar ik op lange termijn naar toe wil.”
Serries beseft dat die muziek fans die hem al jaren volgen in zijn ambientwerk misschien minder zal liggen. “Absoluut. Die mensen zijn belangrijk. Op een bepaald moment besluit je met muziek naar buiten te komen, om die een bepaald imago, een bepaald beeld, te geven. Als je dat koppelt aan een uitgave op een label, dan gaan luisteraars je muziek in een bepaald kader zien. Maar me laten leiden door wat luisteraars willen? Neen, daar hou ik me absoluut niet mee bezig. Tijdens m’n Vidna Obmana-periode waren er ook wel wat moeilijke reacties, vooral omdat ik experimenteerde met andere instrumenten. Ambient is soms een elitaire wereld waar je je moet houden aan bepaalde ingrediënten. Maar dat heb ik altijd aan mijn laars gelapt, omdat ik als persoon wilde evolueren, nieuwe dingen ontdekken, bepaalde genres met elkaar mengen om tot iets nieuws te komen.”
“Als ik had geluisterd naar de hardcore fans, dan had ik waarschijnlijk gewoon hetzelfde album gemaakt, over and over again. Veel mensen houden daarvan, en daar heb ik ook veel respect voor, maar dat is mijn ding niet. Ik probeer voor mezelf uitdagingen op te zoeken, en als mensen me willen volgen, fantastisch. Maar er hebben er ook in groten getalen afgehaakt. Dat is dan maar zo. Muziek is natuurlijk een heel persoonlijk aanvoelen, en als je iets niet aanvoelt, kan je dat niet forceren. Ik ben zelf heel nieuwsgierig naar nieuwe muziek. En misschien ontdekken mensen die naar mijn muziek luisteren, zo ook nieuwe dingen. Ik heb gelukkig wel een aantal van die mensen. Het is belangrijk dat je zo’n klankbord hebt – want de luisteraars blijven het belangrijkste klankbord, niét de media.”
Hoewel de avond opgebouwd is rond de figuur van Dirk Serries, zal hij niet solo aantreden: “Consouling heeft mij uitgenodigd naar aanleiding van het album. Zij hadden carte blanche van de AB gekregen om, net als de voorbije twee jaar, een avond samen te stellen. Mike (Keirsbilck, nvdr.) vond dat het tijd werd dat in eigen land wat meer aandacht werd geschonken aan Dirk Serries. We zijn dan samen gaan zitten om alles praktisch te bekijken. Het was daarbij nóóit mijn intentie om zelf solo ambient te spelen. Ik vond het veel belangrijker en interessanter de kruisbestuivingen te tonen. Want in elke kruisbestuiving, of het nu Fear Falls Burning of Yodok III is, komt iets terug van mijn solowerk.”
Ambient
Toch start de avond in de ambientregionen, met een optreden met Stratosphere. “Ik wou de avond toch beginnen met het uitgepuurde, alleen niet solo. Ronald Mariën (Stratosphere) is al minstens twintig jaar mijn vaste geluidsman, dus ik ken hem heel goed. Hij maakt al lang zelf ook muziek, maar ondertussen bleef hij wel mijn geluidsman. Daarom vond ik het niet meer dan fair om hem te bedanken en een plaats te geven tijdens die avond. Ik vond het belangrijk hem in de spotlights te zetten, en hem te laten openen voor alles wordt opengetrokken naar kruisbestuivingen en samenwerkingen Hij gaat de pure ambient vertegenwoordigen, maar is ook – door zijn werk als geluidsman – de link met het deel van mijn leven dat ik als Vidna Obmana doorbracht.”
Serries beaamt dat Ronald als mixer heel goed aanvoelt wat er nodig is, ook in de vrije muziek van bijvoorbeeld Yodok III: “Hij is ontzettend belangrijk. Een geluidsman moet op één lijn zitten met de muzikant, en hij begrijpt mij volkomen. Het is een wisselwerking. Soms verraste ik hem vroeger wel eens door van het podium te stappen, maar qua opbouw en apotheose heeft hij mij altijd begrepen zonder dat we afspraken moesten maken. Idem bij Yodok III. Dat hij mij door dik en dun gevolgd is, daar ben ik hem heel dankbaar voor. Zo iemand is goud waard.”
Erkenning
“Niet dat het per se de AB is, maar deze BRCST-avond geeft me wel een gevoel van erkenning. Helaas is optreden in de AB bij veel mensen nog altijd iets à la “ah, dan moet het wel iets serieus zijn”. Terwijl andere zalen even goed zijn, de 4AD bijvoorbeeld, maar die ‘waarde’ van een AB niet hebben. Heel bizar.”
“Bij velen heerst het idee dat succes af te lezen valt aan de grootte van de zaal waarin je speelt. Als je ziet hoe sommige groepen, ook al maken ze initieel fantastische muziek, toch alles in functie zetten van grotere zalen, en zelfs andere muziek beginnen maken, alleen om die zalen te kunnen vullen. Daarvoor speel ik niet in de AB. Maar ik vind het wél een persoonlijke overwinning om er nu te staan. Zeker met muziek waar ik nooit een commercieel compromis mee gesloten heb. Ik heb alles altijd op mijn eigen voorwaarden gedaan. En dan ben ik er wel trots op dat er zo’n avond komt, en dat Consouling er mee zijn schouders onder gezet heeft.”
Dat label is de laatste jaren duidelijk uitgegroeid tot een nieuwe kracht die erin slaagt bepaalde niet-commerciële muziek een breder platform te geven: “Ze hebben een slimme, goede aanpak. Ze hebben natuurlijk wel geluk gehad dat ze bijvoorbeeld een Amenra onder hun hoede kregen. Maar ik ben ervan overtuigd dat Consouling er ook zou gestaan hebben zonder Amenra. Nele (Buys, nvdr) en Mike hebben een heel gezonde kijk op het gebeuren, en ze weten niet-commerciële muziek toch op een commercieel verantwoorde manier te benaderen.”
“We spreken hier nog altijd over een subcultuur. Ik vind dat je dan nog steeds met je beide voeten mooi op de grond moet blijven. En dan doe ik het liever met mensen met wie ik op een heel open en eerlijke manier kan praten over wat er mogelijk is. Meestal kom je dan tot heel mooie en constructieve dialogen, met een resultaat waar iedereen trots op kan zijn. Dat was bij Consouling meteen het geval. Het ging volledig over de muziek zelf. Het leek alsof het al jaren in de sterren geschreven stond dat we iets samen gingen doen. En daarnaast komt dan een goede promotie – waar zeker Nele héél goed in is – en dat leidt tot meer erkenning en mooie samenwerkingen, zoals die met de AB. Dat is niet vanzelfsprekend. Het medialandschap evolueert voortdurend, en niet altijd in de goede richting. Meestal zelfs niet in de goede richting. En de AB zal daar ook wel degelijk de gevolgen van ondervinden. Dan is het niet vanzelfsprekend dat een label als Consouling gewoon hun ding mag doen, en een avond rond Dirk Serries opbouwen. Maar dat was totaal geen bezwaar voor de AB.”
Serries is nooit financieel afhankelijk geweest van muziek. Wanneer we de vraag opwerpen of muziek combineren met een voltijdse job je tegelijk ook vrijheid geeft, een vrijheid die “professionele” muzikanten misschien niet hebben, antwoordt hij: “Ik heb me in het verleden ook wel miskend gevoeld, hoor. Je kan de ambient-muzikanten in dit land tellen op twee handen, zeker als je je beperkt tot diegenen met een lang en internationaal parcours. Dan toch niet de erkenning krijgen die er toch een beetje zou moeten zijn, is soms frustrerend. Maar het leert je ook omgaan met jezelf, en ik ben wel blij dat ik nu pas in de AB sta en geen twintig jaar geleden. Nu weet ik meer van mezelf, waar ik voor sta. Nu hoeft het ook niet meer. Het is geweldig dat het komt, maar ik was er niet meer op aan het wachten, zoals vroeger.”
Serries ontkent wel dat die frustratie ooit tot verbittering heeft geleid: “Ze heeft vooral geleid tot een nieuwe boost om toch verder te gaan. Ik blijf volharden in de boosheid.” (lacht)
Verwanten
Met Scatterwound, een duoproject met gitarist Hellmut Neidhardt, betreedt de avond droneterrein: “Hellmut ken ik eigenlijk al heel lang. Hij is vooral actief onder de zeer eenvoudige, maar mooie en intrigerende naam N. We spreken al meer dan tien jaar over een samenwerking, maar het is er nooit van gekomen, wegens te veel eigen projecten. Maar nu is het moment om samen iets te doen, dat vonden we allebei. Ik heb altijd een voorliefde voor drones gehad. Maar drones zijn veel meer dan de laag gestemde gitaren waar men denkt dat drone voor staat. Drones zitten in de Carnatische muziek, in Afrikaanse muziek. Ik herinner me dat Stephen O’Malley een interview met mij gedaan heeft in 1995, toen hij nog voor een magazine werkte en er nog geen sprake was van Sunn O))). Het ging toen ondermeer over ambient en drone. Enkele jaren later zie je dan plots dat hele Sunn O)))-gebeuren. Die band bracht een genre dat al langer bestond naar een breder publiek.” Serries vindt het echter jammer dat zo’n succes vaak gepaard gaat met oogkleppen voor wat er elders gebeurt: “Ik vind het mooi dat zo’n muziek een kans krijgt, maar ik vind het wel wat jammer dat de pers alles zo vaak reduceert. Eén band wordt dan de Heilige Graal, en voor de rest bestaat er niets. Terwijl er altijd heel veel vooraf gebeurd is, heel veel rondom gebeurt en achteraf ook nog veel gebeurt. Terwijl er heel veel interessante muzikanten bezig zijn met drone en ambient die helemaal geen erkenning krijgen.”
“Want uiteindelijk: wat is drone? Scatterwound bevat hardheid én schoonheid. Hellmuts’ soort van drones zijn vaak vrij hard en scherp, terwijl ik altijd een element van harmonie of melancholie probeer te bewaren. Dat heb ik nooit laten varen: ook in mijn drones zat er altijd een weemoedigheid.”
In tegenstelling tot vroeger ligt er nu echter niets vast: “We gaan niet met schema’s werken, we gaan gewoon improviseren en zien waar we uitkomen. En dat klikt. Je voelt aan waar je naartoe wil, hoe je moet opbouwen en afbouwen, wanneer er stilte moet komen, enzovoort. Ik vond het interessant om die nieuwe improvisatie-bagage, waarvan ik vroeger niet wist dat ik ze in mij had, mee te nemen naar Scatterwound. Daarom was het is goed dat we met Scatterwound niet in 2005 zijn begonnen, maar nu pas.”
Zo zal de avond zichzelf verder uitrollen. “Wij nemen het met Scatterwound van Ronald over. Hij speelt solo een stukje en dan gaan we zonder pauze over naar Scatterwound, naar de hardere drone, om zo de link te leggen tussen het ambient- en het dronegedeelte.” Zo zal Serries proberen heel zijn carrière te illustreren aan de hand van projecten die nu zijn leven bepalen. “Op die manier blijft het verfrissend. Als ik heel de avond solo ambient zou spelen, dan zou je bedrogen uitkomen. En ik ook. Zoiets zou nergens naartoe gaan. Maar als je die kruisbestuivingen – ik laat dat woord vaak vallen, maar ik vind dat gewoon zo belangrijk om alles fris te houden – meegeeft, is dat muzikaal enorm verrijkend. Dan krijg je nieuwe dingen. Als ik zo’n avond zoals zondag wil doen, dan vind ik inderdaad dat ik zeker en vast mag terugkijken. Maar wel met de juiste mensen om mij heen, om alles wat meer zuurstof te geven. Daarom heb ik juist die mensen gekozen: om langzaam vooruit, maar eventueel ook even terug, te kijken.”
Drone
Zo komen we automatisch bij Fear Falls Burning uit: “Fear Falls Burning is ontstaan uit een grote frustratie die ik opgebouwd had tijdens de eindperiode van Vidna Obmana. Ik werd in het ambientwereldje volledig afgerekend op mijn experimenten met andere instrumenten dan synthesizer. Vooral de elektrische gitaar was absoluut not done in die tijd. Op een bepaald ogenblik kreeg ik kans om bij Relapse, een metallabel, een Vidna Obmana-plaat uit te brengen. Toen heb ik met die mannen rond de tafel gezeten en ik heb gezegd: ‘Kijk, ik zit hier met een impasse die ik graag zou ophelderen, noem het maar een uitdrijving van alle frustratie. Ik wil doodgraag Vidna Obmana afronden bij jullie met een trilogie.’ Dat was een symbolische daad en daar zijn ze mee akkoord gegaan. De eerste plaat, Tremor, hebben ze naar verschillende mensen gestuurd, onderandere leden van Neurosis, die heel enthousiast reageerden. Maar terwijl ik bij Relapse die trilogie uitbracht, was ik ondertussen al zo geëvolueerd op mijn gitaar dat ik me daarop ben gaan toeleggen. Alle synths en samplers gingen de deur uit en ik begon me volledig te focussen op gitaar. En toevallig draaide wat ik deed uit op drone. Maar die drones waren dus eigenlijk een logisch gevolg van het feit dat Fear Falls Burning in de eerste plaats een gitaarproject moest zijn, niét de oorzaak ervan.”
Met hulp van Relapse bezorgde het project Dirk Serries veel krediet, met name uit de onverwachte hoek van de heavy muziek – doom, drone, sludge metal. Straf!
“Ik vind het heel tof dat je dat zegt. (lacht) Fear Falls Burning heeft me inderdaad geen windeieren gelegd en heeft me de kans gegeven om die kruisbestuiving volledig open te trekken. Tijdens dat project kreeg ik veel bijval van mensen die me plots leerden kennen. Ik kon zo op tour met Cult Of Luna. Ook Justin Broadrick (Godflesh, Jesu, …, nvdr), die ik al gekruist was via het cassettecircuit, leerde ik opnieuw kennen. Dat zijn zaken die ervoor gezorgd hebben dat de laatste twee Fear Falls Burning-platen eigenlijk groepsplaten waren, bijvoorbeeld met de mannen van Cult of Luna. Dat was een openbaring voor mij. Ik voelde dat ik vanuit een conservatieve ambientwereld terecht kwam in een soort walhalla van kindred spirits, van mensen die op dezelfde manier dachten, heel open stonden voor mijn soort van muziek, hoewel die eigenlijk niets te maken hadden met metal. Die jaren waren een enorm fascinerende periode. Maar tegelijk heb ik mezelf daarin wel voorbij gehold. Omdat ik zo hard wou gaan en zoveel bijval kreeg, gaf ik het gehele concept van Fear Falls Burning volledig uit handen tot het een groepsproject werd. Het groeide boven mijn hoofd, en daar heb ik wel de prijs voor betaald. Op een bepaald moment voelde ik dat ik die muziek moest terugschroeven, want zo hard kon ik niet blijven gaan.”
“Toen heb ik Fear Falls Burning een halt toegeroepen. Maar dat was geen echte afronding, want dat project is in mijn hoofd nooit zo afgesloten zoals Vidna Obmana afgesloten werd, of nu Microphonics. Daarom leek het zo’n goed idee, zeker omdat ik wist dat ook Mike zo’n fan van Fear Falls Burning was, om het project terug op te voeren. Weliswaar met één groot verschil: de nadruk komt – opnieuw – op vrije improvisatie te liggen. Daarom heb ik gekozen om Tim Bertilsson (drummer van Switchblade, nvdr) er terug bij te nemen, die ook ‘het einde’ meemaakte, maar met improvisator Colin Webster als derde lid. Dat maakt het heel belangrijk. Het is geen Fear Falls Burning revisited, maar een soort van reboot. Tim heeft een minimum aan structuur nodig, maar de rest is improvisatie. Colin Webster is natuurlijk één van de grote talenten van de vrije improvisatie. Ik kijk er enorm naar uit, omdat ik weet dat hij sterk is in improviseren, maar ook omdat hij zeer goed is in zijn saxofoon gebruiken voor lange, uitgerokken tonen. Dat continue enorme lange lijnen trekken, daar heb ik hem speciaal voor gevraagd.”
Daar kwam echter wel enige voorbereiding aan te pas: “Ik ben nu vooral bezig met de klank van toen terug te vinden, omdat ik die beetje was kwijtgeraakt doorheen de jaren. Ik ben nu zo vrij geworden in mijn spel op die gitaar, dat ik het gecontroleerd drones maken een beetje verleerd ben. Dat moet ik dus terug aanleren nu. Heel bizar. Ook de instrumenten en pedalen die ik nu heb, zijn niet meer dezelfde als toen. Het vergt dus wel wat herbronning.”
Yodok III
Afsluiten doet Serries met Yodok III, een project dat hem duidelijk heel nauw aan het hart ligt. Yodok III heeft zijn bestaan in eerste instantie te danken aan Fear Falls Burning. Tomas Järmyr (drums, nvdr) en Kristoffer Lo (tuba/flugabone, nvdr), twee Scandinaviërs die actief zijn in allerhande bands, hoorden Frenzy of the Absolute en waren zo onder de indruk dat ze Serries vroegen om samen iets te doen. “Zij hadden toen zelf nog geen plaat uit, maar vroegen of ik een samenwerking zag zitten en stuurden een Soundcloudlink door met hun duowerk als Yodok. Ik was daar volledig van mijn melk van. Tegelijk zat ik met enorm veel vragen over hoe we die samenwerking zouden aanpakken. Ik vloog over naar Noorwegen, met mijn typische sheets onder de arm. Die mannen moesten eens lachen. Ik speelde één van mijn akkoorden die ik voorbereid had. Na twee minuten waren ze al mee aan het spelen. Dat was zo’n overrompeling voor mij, en voor ik het wist was ik aan het improviseren. Ze hebben zo eigenlijk het hele improvisatiegevoel in mij doen openbloeien. Ik wist niet dat ik dat kon. Logisch, want ik was altijd een solomuzikant. En als ik samenwerkte met andere mensen, zoals bij Fear Falls Burning, bracht ik apart opgenomen stukjes samen in de studio om te mixen. Live klonk alles zoals het op het album opgenomen was. Nu was van een plan geen sprake meer. De twee akkoorden waarmee ik begonnen was, waren al lang weg en wij waren ineens met compleet nieuwe dingen bezig.”
“Die ontdekking was mijn redding. Ik voelde mij altijd een beetje een slachtoffer van mijn eigen perfectionisme. Ik was te analytisch bezig met muziek en het plezier totaal kwijtgeraakt. Maar improviseren bracht het speelgenot gewoon helemaal terug, en heeft een wereld geopend – de vrije muziek — waarvan ik nooit had gedroomd dat ik er zou in vertoeven. Yodok III heeft mij geleerd dat ik al die voorbereiding niet nodig had. Daar ben ik die twee eeuwig dankbaar voor.”
In Yodok III lijken alle muzikale obsessies van Serries– of het nu ambient, vrije improvisatie, postrock of avant-garde is – samen te komen. “De muziek van Yodok III is abstract, maar toch ook altijd melodisch en melancholiek. Dat vind ik zo mooi. Zonder afbreuk te willen doen aan andere groepen die ik heb, maar Yodok III is de symbiose van alles waar ik voor sta. De avond moest dus eindigen met deze band. Ik spreek bijna nooit in lovende woorden over mijn eigen muziek, maar als ik het ergens over kan, is het wel Yodok III. Omdat het zodanig een samenwerking is waar ik maar één onderdeel van ben, en ons samenspel iets is wat telkens ook mijn eigen verwachtingen te boven gaat. Ik geraak er zelf van in trance op het podium. De kracht van Yodok is dat het drie muzikanten zijn die elkaar perfect aanvoelen, maar die nooit in elkaars vaarwater terecht komen. We zijn totaal verschillende muzikanten,
we hebben andere achtergronden en interesses, maar toch komt de muziek bij elkaar in één bepaalde harmonie. Maar nogmaals: dat is weer op het krediet van twee waanzinnige muzikanten. Tomas en Kristoffer voeden mij voortdurend met nieuwe impulsen. Tomas is een buitengewone drummer. Ik geloof nog altijd niet dat dat echt een mens is.”(lacht)
Naast Yodok heeft Järmyr een indrukwekkend palmares bij elkaar gedrumd bij onder andere Zu, Motorpsycho en The MaXx. Daarnaast leeft hij zich ook nog uit als jazz- én grindcoredrummer. “Het interessante aan hem is dat hij niet alleen heel veel genres kan spelen, maar die ook combineert. Bij Yodok III is het helemaal geen wet dat hij enkel jazzgetinte, vrije dingen mag drummen. Hij mag daar net heel scherp gaan, of heel doomy , of juist heel schilderend werken. Die vrijheid maakt het juist zo mooi. Maar om dat te kunnen moet je natuurlijk wel een heel goeie drummer zijn. En dat is hij. Daarnaast heb je Kristoffer. Wat hij doet met zijn tuba, dat is machtig. Samen met de gitaar wordt Yodok haast een orkestraal gebeuren.”
Nochtans is optreden met Yodok III geen vanzelfsprekendheid. De geografische afstand maakt de zaken er niet makkelijker op, en alle leden hebben veel andere projecten in soms “grotere” bands als Motorpsycho en Zu, twee van de langslopende cultbands van Europa. Volgens Serries staat dat de zaken echter niet in de weg, noch praktisch noch muzikaal: “Tomas heeft zo’n project als Yodok wel nodig, denk ik. Hij heeft ook gezegd dat Yodok III altijd zal blijven bestaan. We zullen altijd een manier vinden om samen te spelen. We zijn ook zo ver gekomen dat we geen tours van maanden nodig hebben. Daar is het niet het juiste project voor. Alles wordt vanaf nul geïmproviseerd. Je legt je ziel dus echt bloot. Wij zijn alledrie volledig leeggezogen op het einde van zo’n concert, omdat we zo diep gaan in het creatieve proces. Je kan dat geen maand volhouden. Vijf, zes keer na elkaar, dat is voldoende. Als het zo kan blijven bestaan, dat wordt dat fris gehouden, dan blijf ik het doen met heel veel inspiratie. We merken ook dat we geen opwarmingsfase meer nodig hebben. We schakelen die instrumenten aan en Yodok III staat daar.”
“Die spontaniteit is juist het mooie aan Yodok III, maar dan moet het ook wel spontaan blijven. Dat te gaan uitmelken met ellenlange concertreeksen, zou onze muziek niet ten goede komen. Ook al vind ik het soms frustrerend dat het niet meer is en dat het niet meer wordt opgepikt. De band heeft veel raakvlakken met uiteenlopende genres, en ik geloof ook niet dat Yodok III de moeilijkste muziek is die we maken. Maar het wordt helaas weinig belicht, omdat het ten eerste onbekend is, en ten tweede omdat er andere spelers zijn die waarschijnlijk met alle aandacht gaan lopen, zodat afwijkingen minder aandacht krijgen. Yodok kan je niet vastpinnen op één genre, dat maakt het waarschijnlijk ook zo moeilijk.”
Improviseren
Dat de band toch een uiteenlopend publiek kan bereiken, getuigt hun passage op Dunk! Festival (postrockfestival in Zottegem, nvdr.).
“Je zou kunnen denken: we gaan de GY!BE-richting uit, episch en orkestraal. De Scandinavische toets zit er ook in, het instrumentale van een Sigur Rós. Al die raakvlakken zijn er, zonder dat we onze eigen stijl verloochenen, maar volgens mij zijn het er te veel om verstaanbaar te maken. We zijn een zware kruisbestuiving, moeilijk om te definiëren. We spraken over wat drone is. Ik kan daar geen uitleg aan geven. Wat is ambient? Dat kan ik ook niet. Het begint overal wel ergens met een bepaald concept, maar muzikaal is ambient ook veel meer dan een paar synthesizernootjes die lang uitgerekt worden. Drone en postrock: idem dito. Elk genre heeft interessante zijwegen die het genre verbreden, maar dat maakt het soms wel moeilijker om het verstaanbaar te maken naar de buitenwereld toe. Daar is Consouling mee bezig. Ze proberen die brug te slaan, en Dunk ook. Of Roadburn met Walter Hoeijmakers en co. Dat is heel moedig. Het bewijst dat er veel mensen geïnteresseerd zijn in andere muziek dan datgene wat je oppervlakkig te horen krijgt via de mainstreampers.”
“Noem mij één interessante muzikant die maar naar één bepaald genre luistert. Die vind je niet. Ik ken er genoeg die zo’n brede smaak hebben – van populaire muziek tot de meeste obscure zaken — en dat is goed, want al die diversiteit duwt niet enkel een genre vooruit, maar ook een mens. Ik luister al jaren naar jazz en in mindere mate naar vrije improvisatie en freejazz. De enige raakvlakken die ik had met freejazz waren de latere platen van John Coltrane en de elektrische periode van Miles Davis. Ik had nooit kunnen denken dat ik daar zélf muzikaal actief in zou worden, maar mijn fascinatie heeft er wel toe bijgedragen om die stap te zetten. Als je veel luistert naar muziek, begin je die taal te begrijpen. Het is een scene waarin alle regels overboord worden gegooid. Wat er overblijft is het respect waarmee je omgaat met elkaar.”
Eén ding is zeker: Serries’ overgang van ambient naar vrij radicale improvisatie-albums, soms pure abstractie, is op z’n minst fascinerend te noemen.
“Dat is wel gegroeid, want de eerste improvisaties met Yodok III leunden wel nog op loops en effecten. Vervolgens leer je mannen kennen zoals John Dikeman en Colin Webster, en dan denk je: ‘Goed, tijd om eens wat pedalen weg te laten.’ Loopers gebruik ik nu niet meer, al heeft dat tijd nodig gehad. Je moet jezelf eerst leren vertrouwen, maar ook jezelf durven tegenkomen. Dat is al vaak gebeurd, maar gelukkig kan ik samenwerken met fantastische muzikanten die het van je overnemen als je in de knoei geraakt. En dat is ook het mooie van improvisatie. Als je elkaar goed kent en aanvoelt, dan kan je het van elkaar overnemen. Er is zo veel mogelijk en dat maakt het zo fascinerend om ermee bezig te zijn. Het is een totaal andere benadering van muziek dan wat ik jarenlang gedaan heb.”
Vertrouwen
“In improvisatie geef je veel, maar je krijgt ook veel terug. Dat is de essentie. En ondanks het feit dat ik ook al heel wat tegenslagen en teleurstellingen heb meegemaakt, werk ik nog altijd enorm graag samen met mensen. Het vertrouwen in anderen ben ik nooit kwijtgeraakt. Ik wil blijven samenwerken, want samen bereik je veel meer en andere resultaten dan als je solo werkt. Solo word je nooit gestimuleerd op de manier waarop je door anderen wordt gestimuleerd. Dat is logisch. Via de improvisatie heb ik mensen gevonden die op dezelfde manier in het leven staan. De meesten willen samen aan iets bouwen, een symbiose bereiken. Als je altijd zelf aan de kar moet trekken, dan geraak jij natuurlijk uitgeput, en dat geeft geen voldoening. Als je de dingen samen doet — al klinkt dat misschien wat utopisch en klef — werkt het wél.”
“Bij improvisatie heb je geen bandleider nodig die de taken verdeelt en alles trekt. Er is wel iemand die met een idee komt, maar dan wordt dat toch verbasterd, omdat je dat aanpakt als groep. Zo bereik je andere dingen. Dat merk ik ook als ik samenwerk met mensen als Colin Webster. Ik ben ook wel trots op wat ik kon doen in het verleden, met het opbouwen van cycli als Microphonics, bijvoorbeeld. Maar ik werkte alleen en daar was ik op uitgekeken. Dat sologegeven bracht me niet meer naar een nieuw niveau, maar dat hoop ik wel te bereiken met anderen.”
“Ik krijg ook wel eens het deksel op de neus. Dat gebeurt. Ik krijg ook wel eens de vraag waarom ik maar blijf gaan. Het is simpel: ik adem dit in en uit. Ik maak al meer dan vijfendertig jaar muziek, het is het meer dan een uit de hand gelopen hobby. Het is een obsessie, met alle voor- en nadelen.”