Op 2 januari 2016 zorgde het tot een sextet uitgezette Blue Lines Trio voor de beste start die een concertzaal zich kan wensen. In het Bimhuis speelden de muzikanten hun troeven zo overtuigend uit, dat de muziek belandde op een nieuw album. Dat werd op zijn beurt voorgesteld in Amsterdam met – opnieuw – een genereus concert dat uitblonk in veelzijdigheid.
Laat ons eerst en vooral nog eens benadrukken hoe goed het is dat pianist Michiel Scheen terug is. Als er intussen iets duidelijk geworden is, dan is het wel dat de man knappe composities uit de mouw schudt en dat hij samen met deze muzikanten behendig tussen structuur en vrijheid trippelt, met een diepgaande kennis van de traditie, een heel eigen karakter en gevarieerde arrangementen. Zowel startstuk “Solid” als finale “Chop” zijn krappe, Monk-achtige stukjes hoekigheid met een knoestig karakter, maar nog mooier is de manier waarop ze fungeren als springplank voor verkenningen die de elasticiteit van het materiaal voortdurend op de proef stellen.
Het leverde twee weldadige sets op, samen goed voor meer dan twee uur muziek, met een opvallend consistente kwaliteit. Dan valt immers op hoe goed het kerntrio – Scheen, bassist Raoul van der Weide en drummer George Hadow – op elkaar ingespeeld zijn, maar ook dat de blazers – veteranen Wolter Wierbos (trombone) en Bart Maris (trompet), en de jonge, maar indrukwekkende Ada Rave (tenorsax) – een enorme aanwinst zijn. Ze zijn individueel sterke improvisatoren, maar spelen ook complementair en vooral, ze zijn uitmuntende luisteraars die zeer goed aanvoelen wat een stuk, een passage, nodig heeft.
Lekker zwalpende thema’s, flukse wendingen, extended techniques en strak geharrewar werd zo in balans gehouden door weldadige arrangementen en knetterende interactie in voortdurend van bezetting wisselende fracties, waarbij verschillende muzikanten ook aanwijzingen gaven. Het ene moment met een boppy nervositeit, even later met een interactie die weggeplukt leek uit kamermuziekcontext. En als ze dan iets van kanonnen als Mingus of Haden spelen, dan doen ze dat steevast met een verfrissende combinatie van respect en vrijheid. Het is de dialectiek van componist en improvisator in een soms wringende, maar altijd verrassende vorm.
Vooral prachtig om te zien hoe deze muziek zich niet zomaar laat vastpinnen. Van der Weide is voortdurend in de weer met percussie (hij had een tafel vol spullen meegebracht), Rave stak al eens een pot in de saxbeker met excentrieke resultaten, Wierbos floot door de trombone, Maris smeerde klanken als lijmklodders uit. De muzikanten permitteerden zich vrijheden die uit de avant-garde en het experiment komen, maar tegelijkertijd leek het wel alsof ze zich ook hadden laten inspireren door Count Basie’s losse aanpak, met heads waarrond naar believen gerotzooid kon worden. Al klinkt ook dat weer zo oneerbiedig voor een ensemble dat geen moeite had om rappe dribbels, expressief gespetter, denderende marsmuziek, heupwiegende New Orleans en knallende freejazz te combineren met de nonchalante charme die swingkleppers als Hodges, Carter en Ellington ook lieten horen met hun kleine(re) ensembles.
Kortom: het was een erg fraaie evenwichtsoefening. Het Blue Lines Sextet dook gretig in composities en verkende die met hecht samenspel en vrije uitspattingen, waarbij dat soms zo vanzelfsprekend gebeurde dat het allemaal georkestreerd leek. Meer dan twee uur muziek, dat is best veel, maar dat het geen seconde ging vervelen, zei eigenlijk alles. Een band van attente en vindingrijke persoonlijkheden die elkaar blindelings, en met hier en daar wat extra wrijving, vonden. Zoiets word je nooit beu.
Het Blue Lines Trio speelt op zondag 28/5 in de Parazzar (Brugge).