Life Of Pause had van bij de aankondiging het potentieel om de grote doorbraakplaat van Wild Nothing te worden; een beetje wat Lost In The Dream al voor The War On Drugs was. Net zoals die band is Wild Nothing langzaamaan geƫvolueerd van een slaapkamerdemo-project naar een volwaardig klinkende band, met name door de vele liveoptredens. Op Life Of Pause horen we Wild Nothing kleurrijker dan ooit, maar daar zaten we eigenlijk helemaal niet op te wachten.
Tot deze nieuwste worp was Wild Nothing in de studio vooral het eenmansproject van Jack Tatum dat live met een volledige band tot leven kwam. Op dit album wilde Tatum losbreken van zijn door shoegaze geĆÆnspireerde geluid en het allemaal wat breder en grootser aanpakken. Vanaf de opener āReichpopā is dat helemaal duidelijk: een voor Wild Nothing bijzonder beweeglijk, jungle-aandoend ritme en aan Vampire Weekend of Paul Simon schatplichtige āoeh-oehā koortjes. Leuk, maar waar is de sfeer van de vorige platen gebleven? En waarom kunnen we ons na vier luisterbeurten nog altijd bijzonder weinig van dit nummer herinneren? Misschien ligt het aan de lusteloze, repetitieve melodie, misschien aan het feit dat het allemaal wat te vrolijk klinkt zonder dat het echt vrolijk is.
āReichpopā zet jammer genoeg de toon voor de rest van deze verwarrende langspeler. Je hoort hoe graag Tatum wil losbreken van het geluid van Gemini en Nocturne, maar het resultaat is bijzonder krampachtig en vaak incestueus. Zo lijkt titeltrack āLife Of Pauseā een matig B-kantje van een vrolijk gestemde Beach House en klinkt “Japanese Alice” wel erg als iets van een vroege R.E.M. Hadden we dat baslijntje al niet op āRadio Free Europeā gehoord? āAlienā heeft dan weer te lang de lakens met āShine On You Crazy Diamondā van Pink Floyd gedeeld.
Luisteren naar deze plaat is een beetje als kijken naar een collage van alternatieve muziek uit de jaren 80: constant bekruipt je het gevoel dat je dat slappe synthesizerriedeltje of die ongeĆÆnspireerde baslijn al langer kent. Ook voor de teksten moeten we het overigens niet doen: de keren dat ze niet onverstaanbaar gezongen zijn, horen we tekstflarden als āIāll find a way to make sense of the way that you love meā op āLady Blueā. Het schabouwelijk getitelde āA womanās wisdomā is dan weer een kant noch wal rakend midtemponummer, met kapotgekauwde zinsnedes als āI donāt believe in heaven / But you can be my churchā. Dit is al eens eerder gezegd, en veel beter ook.
Is er dan niets hoopgevends aan dit album? Toch wel, maar we moeten er even op wachten, want pas in āTo Know Youā klopt dan weer wel een hart met een mooi, memorabel refrein met de nadruk op het woordje ālonelinessā. Het is wat dramatisch, maar het werkt. Het is een van de weinige keren waarop Tatum met zijn stem de hoogte in gaat en de groep gewoon mooi laat spelen zonder al te veel moeilijkdoenerij. Ook afsluiter “Love Underneath My Thumb” willen we nog voorzichtig de hand drukken: hier werkt dat brede geluid waar Tatum de rest van de plaat zo krampachtig naar op zoek is. De gitaartjes zijn dan misschien wat te veel The Cure, maar het nummer is complex genoeg om de aandacht vast te houden en het refrein zwelt mooi aan. Na tien nummers gladde, repetitieve meuk is dat voor een ontgoochelde muziekrecensent al heel wat.
Dat brengt ons dan naadloos bij de conclusie: Life Of Pause klinkt optimistisch, kleurrijk, gevarieerd en vooral overgeproduceerd en glad, alsof Wim Helsen plots Geert Hoste als lichtend carriĆØrevoorbeeld ter harte neemt. Tatum slaagt er nauwelijks in memorabele melodieĆ«n te verzinnen — of iets interessants met zijn stem te doen — en van de intrigerende, mysterieuze nummers van voorganger Nocturne is nog maar weinig overgebleven. Als deze plaat de richting aangeeft waar Wild Nothing vanaf nu heen wil, dan liefst zonder ons.