DOSSIER MADCHESTER: Wrote For Luck :: Hoe Happy Mondays stomweg een sound ontdekte

“Een zootje ongeregeld.” “Een stelletje non-talenten dat zijn platen zogezegd niet zelf inspeelde maar alleen goed was om de sensatiebladen te voorzien van dolle verhalen.” Zo ging het toen. Achteraf gezien bleek dat Happy Mondays echter minstens even succesvol en relevant was voor de Madchester-scene als het natuurtalent van The Stone Roses.

Dat danken de leden van de Mondays natuurlijk vooral aan Pills ‘n’ Thrills And Bellyaches, de plaat die deze maand een kwarteeuw oud is. Die verjaardag wordt as we speak gevierd met een tournee, waarbij de band zich elke avond gezond en wel — en vooral: zo clean als een glas bronwater — presenteert aan uitverkochte zalen. Het is overduidelijk dat niet alleen de groep, maar ook de muziek de wilde jaren heeft overleefd. Mogen we dan blijven zeggen dat het alleen puur geluk was dat hen destijds zo ver bracht, of zat er toch meer achter de verhalen over (veel) seks, (nog meer) drugs en (als er nog wat tijd over was een beetje) rock-‘n-roll?

“We maakten voor een stuk bewust karikaturen van onszelf”, gaf zanger Shaun Ryder een paar jaar geleden al toe. “We wilden zo graag rock-‘n-roll zijn, maar waren daar op den duur zó goed in dat we zelf niet meer wisten wie of wat we waren.” Een band waar ook wel goede muzikanten in zaten, bijvoorbeeld, want net dat aspect van Happy Mondays raakte al die tijd serieus ondergesneeuwd. Natuurlijk vormde zanger-tekstschrijver Shaun Ryder — grofgebekt, grappig, het hart altijd op de tong — samen met danser, ‘percussionist’ en voltijds ongeleid projectiel Bez hét uithangbord van de groep, maar achter de schermen werd wel degelijk hard gewerkt.

Zowat alle producers die met de band werkten, waren het er achteraf over eens: Mark Day is een originele, bij vlagen zelfs geniale gitarist en de ritmesectie (Paul Ryder op bas, Gary Whelan op drums) speelt zo strak dat er geen sigarettenblaadje tussen te krijgen is. Zelfs Paul Davis, de wispelturige en onvoorspelbare toetsenman die intussen alweer verdwenen is uit de groep, kreeg af en toe een geniale inval die een hele song deed kantelen. Maar die hechte groepssound kwam er niet op een, twee, drie. Daarvoor moest er eerst nog heel wat water door de Irwell stromen, de rivier die hun thuisstad Salford en Manchester scheidde.

Ter lering ende vermaak

Van ambities was er helemaal geen sprake toen de broers Ryder zich samen met hun oudere neef (en muzikale mentor) Matt Carroll voor het eerst met enkele gekregen instrumenten terugtrokken op de zolder van hun oma. Muziek maken — als je het zo al mocht noemen — was op dat moment nog niet meer dan ‘een van die dingen om te doen om de dag door te geraken’, naast de buurt terroriseren, experimenteren met drugs en rotzooien met meisjes. Natuurlijk zou het leuk zijn als er ooit meer van voortkwam, maar daar geloofde niemand in. Bovendien was het muzikale klimaat nog lang niet zo gunstig als een paar jaar later; New Order was nog volop aan het bekomen van zijn Joy Division-verleden, The Smiths moest zelfs nog opgericht worden.

Pas met de komst van gitarist Day — een ‘ontdekking’ van vader Ryder, die zijn jonge collega-postbode tijdens een middagpauze betrapte met een NME op schoot en hem prompt uitnodigde voor een repetitie — en van drummer Whelan — een voetballer uit de buurt die wegens een blessure tijdelijk een andere hobby zocht — werd het iets meer dan loos tijdverdrijf. Shaun klonk nog steeds als een jonge Morrissey met buikkrampen en Paul slaagde er maar niet in de baslijnen van zijn favoriete Motown-platen te kopiëren, maar de probeersels kregen door de inbreng van Day en Whelan plots wel meer richting en structuur. Davis, die als laatste aansluit, zorgt voor het toefje slagroom op de taart.

In die tijd speelt de band echter vooral voor het eigen plezier en voor dat van de vrienden. Aan wat de buitenwacht denkt, veegt ze haar voeten. De teksten van Shaun zitten dan ook vol inside jokes, zinspelingen, woordspelingen en rijmelarijen, waar alleen hijzelf — of hooguit een beperkt kringetje ‘ingewijden’ — kop of staart aan krijgt. Later, wanneer de groep zijn grootste successen beleeft, zal hij zelfs geëerd worden als de poëet van het straatleven. Zijn aandeel in het muzikale compartiment wordt echter beperkter naarmate de andere vier beter ingespeeld raken. Zeker wanneer hij ene Bez leert kennen, met wie hij spoedig het nachtleven van Greater Manchester onveilig zal maken.

Doordat de band ervan uitgaat dat de kansen op succes wellicht gering zijn, leggen ze zichzelf niet te veel tijdsdruk op. De meeste groepsleden staan ook op de dop, zodat ze die eerste jaren vrijwel elke dag uren doorbrengen in het repetitielokaal en de tijd doden met joints en jams. Het loont; de hechte groepssound is het resultaat van die vroege oefensessies. Wat het ook interessant maakt, is dat ze werkelijk alles uitproberen. De vijf hebben een uiteenlopende muzieksmaak, van soul, funk en reggae over postpunk, indierock en rap naar progrock en pure hitparadepop. Die invloeden willen ze dan ook allemaal in hun groepssound proppen, en tot eenieders verbazing klinkt het vaker dan dat het botst.

Shaggy Rogers

Een eerste democassette lokt in ’83 al een paar geïnteresseerden uit Londen naar het noorden. Het wordt niets; een groep waarvan de leden erbij lopen als lookalikes van Shaggy Rogers uit Scooby Doo krijgen ze in de hoofdstad nooit verkocht. Maar ook nu weer zal het de band worst wezen. Een paar jaar later loopt zowat iedereen die zich hip en jong voelt rond in te wijde broeken, overmaatse truien en gympies.

In diezelfde periode loopt de heren Phil Saxe tegen het lijf. Hij is de man bij wie ze hun eerste flares kopen en hij zal al gauw ook hun eerste echte manager worden. Bovendien is hij bevriend met Mike Pickering van The Haçienda, die hen hun eerste grote optreden bezorgt, hun derde concert tout court. Pickering ziet wel wat in de band en laat hen nog eens terugkeren. Dat tweede concert betekent niet alleen het livedebuut van Bez, maar overtuigt ook Rob Gretton, behalve medebestuurder van The Haçienda en Factory ook manager van New Order. Hij laat de groep ervaring opdoen door hem mee te nemen als support act. Het levert Happy Mondays meteen ook een pak nieuwe fans op.

De band vindt onderdak in de Factory-stal en neemt met Pickering als producer de EP Forty Five op. Nog geen jaar later volgt een tweede EP, Freaky Dancin’/The Egg, waarvoor New Order-zanger Bernard Sumner aan de knoppen zit. De muziek klinkt nog ongepolijst en rauw, de persreacties zijn lauw. “Zo’n typische band die alleen maar welkom is op een label als Factory”, is de teneur.

Baldricks

Eind ’86 beginnen de opnames van de eerste langspeler. De groep zelf wil Bernard Sumner als producer, maar die heeft het te druk. Factory schuift Durutti Column-gitarist Vinnie Reilly naar voor in de hoop de groep een vleugje artistiek intellectualisme bij te brengen, maar manager Saxe ziet het groot en denkt eerder aan John Cale, die met zijn Velvet Underground-verleden een held is van de band. Wat niemand verwacht, gebeurt toch: Cale hapt toe. Veel nieuwe muzikale ideeën brengt hij niet bij, wel discipline. De demoversies van de meegebrachte songs klinken nogal mak, iets waar het overmatige (soft)drugsgebruik tijdens repetities ongetwijfeld voor iets tussen zit. De grote verdienste van Cale is dan ook dat hij de band sneller en vinniger laat spelen, zodat de songs meteen pak snediger en compacter klinken.

Over de titel bestaat discussie, daarom worden de beste voorstellen gewoon op een rijtje gezet: Squirrel And G-Man 24 Hour Party People Plastic Face Carnt Smil (White Out) (1987). Veel betekent het niet, de titel is niet meer dan een opsomming van bijnamen en typische uitspraken van mensen die ze kennen. Hoewel er wel enkele dansbare nummers op het debuut staan en sommige recensenten zelfs de vergelijking maken met A Certain Ratio en Gang Of Four, wordt de groep nog steeds tot het indie-kamp gerekend.

Een vrolijke plaat is het zeker niet. De titel — in de volksmond al snel gewoon 24 Hour Party People, zoals de single — is misleidend: de songs gaan inderdaad over seks en drugs, met voorsprong dé geliefde thema’s van Shaun Ryder, maar belichten er vaak ook de schaduwkant van. De teksten van Ryder zijn eerder collages dan doorwrochte, gestructureerde verzen. Ondanks de drugs is hij nog steeds alert en lucide genoeg. Flarden uit gesprekken, quotes uit films, tekstlijnen uit andermans songs, verhalen uit het uitgaansleven en straattaal: hij zuigt het allemaal op en spuwt het weer uit in de studio. Soms gaat hij daarbij iets té onvoorzichtig te werk: “Desmond”, een track van de eerste plaat wordt vanaf de tweede persing geschrapt omdat het te sterk op “Ob-La-Di Ob-La-Da” van The Beatles lijkt. Een geluk bij een ongeluk, want met de vervanger — “24 Hour Party People” — scoort Happy Mondays een eerste culthit.

De ‘E’ in Manchester

1988 wordt een cruciaal jaar voor de groep. Phil Saxe wordt opzijgeschoven als manager, zijn plaats wordt ingenomen door leeftijdsgenoot Nathan McGough. Als ex-bassist van tal van bands in Liverpool en Manchester kent hij het klappen van de zweep. Hij zorgt al snel voor een primeur: hij krijgt Tony Wilson zover dat Happy Mondays de eerste band wordt die een echt contract tekent met het label. Ondertussen wordt er volop gewerkt aan nieuw materiaal. Dat wordt in de zomer van ’88 ingeblikt met Martin Hannett. Een opvallende keuze, want de producer had Factory een paar jaar daarvoor met slaande deuren verlaten en wilde niks meer te maken met de hele kliek. De oorzaak? Het openen van The Haçienda, de club waar Happy Mondays deel uitmaakt van het meubilair.

Als Factory-act mogen de heren nu gewoon gratis binnen in The Haçienda en slepen ze een steeds grotere entourage achter zich aan. Dat die er een beetje koddig uitzien is geen bezwaar. De ‘Baldricks’ worden ze schertsend genoemd, naar het personage uit de komische reeks Blackadder, maar wat belangrijker is: ze blíjven komen, zelfs naar de danceavonden. Sterker: ze lijken zich er steeds meer te amuseren, al heeft men er eerst nog het raden naar hoe dit komt. Lang duurt het niet voor de aap uit de mouw komt; hoewel er genoeg verhalen zijn die het tegendeel beweren, gaan Bez en Shaun Ryder er prat op dat zij verantwoordelijk zijn voor de ‘E’ in Manchester en dus onrechtstreeks ook voor de zogeheten Second Summer Of Love die Engeland al snel naar een delirium zal voeren. Wat er ook van is, ze zijn er snel bij en combineren de band een tijdlang met een lucratieve Ecstasy-handel in en rond de Haçienda.

Bummed, die tweede plaat, verschijnt in het najaar van ’88 en iedereen is het erover eens dat deze langspeler een grote sprong voorwaarts betekent. Tijdens de opnames geeft Hannett een eerder afwezige indruk, maar wanneer de band de studio alweer heeft verlaten om op tournee te gaan met James, gaat hij aan de slag met het materiaal dat hij heeft vastgelegd. Het is niet alleen de typische Hannett-productie die maakt dat Bummed nu nog door velen wordt beschouwd als ‘misschien wel het beste dat de Mondays ooit maakten’. Het geluid klinkt nog even gebald als op de Cale-plaat, maar Hannett pompt er nu ook een stevige scheut dynamiek in.

Ryder mag dan al minder zijn stempel drukken op de muziek, hij blijft wel de ideoloog van de groep. Hij is op dat moment geobsedeerd door Performance, de post-flowerpowerfilm van Nicolas Roeg, en moffelt tal van verwijzingen — en zelfs geluidsfragmenten — in de nummers. Terwijl de ravescene nog steeds naar een hoogtepunt aan het toewerken is, lijkt hij nu dus al te zinspelen op het einde van het feest.

De Mondays maken de brug

Maar voor het zover is, wil ook Happy Mondays zijn graantje meepikken. Als habitués van The Haçienda voelt het gezelschap zich sterk verbonden met de acidhouse- en ravescene. Het enige waar de heren nog niet in geslaagd zijn, is muziek maken die zowel bij indiefans als bij clubgangers aanslaat. Net dan komt hen ter ore dat niemand minder dan acidhouse-dj Paul Oakenfold op zoek was naar indiebands om te remixen. “Wrote For Luck”, het meest dansbare nummer op Bummed, wordt onder handen genomen door Oakenfold. Maar ook andere producers en dj’s zoals Vince Clarke en Steve Lillywhite zetten zich aan enkele tracks zoals “Hallelujah” en “Rave On”.

In november 1989, een half jaar na het debuut van The Stone Roses, brengt Factory achtereenvolgens de EP’s Madchester Rave On, Madchester Rave On (Remixes) en Hallelujah uit. De scene heeft nu een naam, diezelfde maand krijgt Madchester ook een gezicht wanneer de Roses en de Mondays mogen opdraven in dezelfde aflevering van Top Of The Pops. Indie wordt plots het nieuwe mainstream. Beter kan het niet meer worden voor Happy Mondays, denk je dan. Met het door de pers geprezen Bummed en de vooral bij het dancepubliek erg gegeerde EP’s zit de groep zowel artistiek als commercieel op een hoogtepunt. De toekomst ziet er rooskleurig uit, maar het succes heeft zijn tol al geëist. Het einde is dan al in zicht.

recent

Mark Schaevers :: De Levens van Claus

De recent verschenen lijvige biografie De levens van Claus...

Fischer-Z :: Triptych

John Watts lijkt de laatste jaren wel aan een...

The Dead Don’t Hurt

Viggo Mortensen heeft als acteur een langlopende en gevarieerde...

Chantal Acda & The Atlantic Drifters :: Silently Held

Met haar nieuwe studioalbum Silently Held spant de Nederlands-Belgische...

John Moreland :: Visitor

Op Visitor keert John Moreland terug naar de uitgepuurde...

verwant

Happy Mondays :: The Early EPs

The Early EPs laat niet alleen een jong Happy...

DOSSIER MADCHESTER: Happy Mondays :: Pills ‘n’ Thrills And Bellyaches (1990)

Geen album wist het 'hier en nu' van Madchester...

Happy Mondays :: Call The Cops: Live In New York 1990

Begin dit jaar raakte bekend dat na The Stone...

Happy Mondays + Buzzcocks

Bescheidenheid siert niet alleen de mens, maar ook het...

Happy Mondays :: Uncle Dysfunctional

"Eigenlijk heb ik nooit iets anders gedaan dan wat...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in