Prille liefde die al in staat van ontbinding lijkt, tegen een achtergrond van nazomerse weemoed. Dat beeld siert de hoes van de nieuwe plaat van Helios. Verwacht u daar atmosferische, knisperende ambient bij? Wel, dat is exact wat u krijgt. Bij Keith Kenniff dekt de vlag altijd de lading. Yume is trouwens het Japanse woord voor ‘droom’. Dat ook nog…
Om maar te zeggen: de output van deze bezige bij uit Pennsylvania is altijd sfeervol, filmisch en simpelweg mooi, maar ook een tikkeltje voorspelbaar en generisch. Kenniff studeerde nog percussie aan de Berklee College of Music in Boston toen hij z’n debuut Unomia uitbracht, een hecht geweven klanktapijt van akoestische instrumenten en prikkelende elektronica. Ook op opvolger Eingya vielen piano- en gitaarmelodieën, zachte percussie en onbestemde found sounds elkaar in de armen. En na een rist andere albums, nevenprojecten en muziek voor Paramount Pictures, Apple en Google trekt de Amerikaanse multi-instrumentalist die lijn gewoon door op Yume. Ook op deze plaat valt onmiddellijk ’s mans oor voor melodie, harmonie en ritme op, maar we hebben het allemaal al eens eerder gehoord.
Muzikale evolutie is Kenniff dus vreemd, maar hij weet z’n formulematige aanpak wel verder uit te puren. Opener “Every Passing Hour” biedt onmiddellijk die vertrouwde, stemmige schoonheid die Helios zo typeert. Piano, synths en gitaar haken perfect in elkaar en meanderen rustig boven een ondergrond van krakende beats en ruis. Ook in “It Was Warmer Then” en “Sonora Lac” vormen schuifelende, ingetogen ritmes die warme bedding waarover pastorale gitaar- en synthmelodieën vloeien. Met de fraaie coda vol langoureuze strijkers schurkt Kenniff zich in dat laatste nummer zelfs even dicht tegen Max Richter aan.
Ook nu is het dus weer aangenaam dauwtrippen op de zinnenprikkelende tonen van Helios, maar ondanks al dat vakmanschap weet Kenniff weinig spanning en dreiging in z’n composities te verweven. Daardoor klinkt Yume soms als een Ikea-variant van Boards Of Canada. Mooi, maar ook glad en braaf. Gelukkig brengt “Pearls” daar even verandering in met strakkere beats die tegengewicht bieden aan de atmosferische melodie. Ook het titelnummer lost niet onmiddellijk op in het ijle dankzij een grotere dynamiek en meer variatie dan de overige songs op Yume.
Jammer genoeg gaat Kenniff in de tweede plaathelft helemaal mee kopje onder in z’n kabbelende klankaquarellen. “Skies Minus” is kleurloos als tintenkiller en spookachtige, gemanipuleerde stemflarden kunnen “The Root” niet boven de middelmaat doen uitstijgen. Als
waterig afkooksel van de eerste plaathelft maakt “Sing The Same Song Twice” z’n titel dan weer helemaal waar. Enkel de Fennesz-achtige afsluiter “Embrace” is nog een zeldzaam lichtpuntje.
Maar dat is too little, too late. De nieuwe plaat van Helios luistert aangenaam weg, maar slaat nergens weerhaakjes in je vel. Kenniff probeert krampachtig z’n evenwicht te vinden op de slappe koord tussen dromerig en saai, maar hij belandt iets te vaak aan de verkeerde kant. Het vakmanschap is er wel, maar het ontbreekt Yume aan het nodige lef om echt te beklijven.