Debuut Psychic was nog maar een dag uit en toch was de AB Box al ruim op voorhand uitverkocht. Reden: Nicolas Jaar – u kent ‘m nog van het exquise Space Is Only Noise – en Dave Harrington strooien op dat debuut kwistig in het rond met virtuoze blueselektronica. Met dat basismateriaal bouwen Jaar en Harrington live een verbluffend klankspel.
Iedereen kent ze: concerten waarbij de band zich door een voorspelbare setlist werkt, slaafs de studioversie van de nummers speelt en op het einde bedankt met een hit en een nieuw nummer als bissen. Niks mis mee, maar Darkside bedankt er vriendelijk voor. Vanaf de eerste seconde – hoorden wij daar nu een etherische versie van ‘Space Odyssee’? – merkte je dat Nicolas Jaar en David Harrington al meteen iets nieuws wilden laten horen. Psychic was daarbij niet meer dan een lanceerplatform: de twee moduleerden en hertekenden hun songs tot anderhalf uur trance en bedwelming waarin bluesy beats, minimale elektronische geluidstapijten en slinks gitaargetokkel de wet dicteerden.
Ieder nummer klonk als een verbluffende live-improvisatie. Telkens werden andere lagen uit de songs naar het oppervlak geboord , telkens werden nieuwe elementen uit de songs gelift om er nieuwe patronen aan te borduren. De openingstrack bevatte flarden ‘Hearts’ maar leek vooral een lang uitgesponnen, subtiel opgebouwde brok techno die na 5 minuten openbarstte met Jaars vocals en Harringtons huilende gitaar. In een fantastisch ‘The Only Shrine I’ve Seen’ — het klotste live heerlijk van broeierig-experimenteel naar Moriccone-western naar ijle beats naar techno-dance — hoorde je de wisselwerking tussen Harrington en Jaar een eerste keer ontploffen, en in het daaropvolgende ‘Paper Trails’ nam Harringtons gitaargetokkel – het ene moment funky, het andere emotioneel en bedwelmend – een nadrukkelijke hoofdrol in.
Darkside zweefde voortdurend op de grens van doen luisteren en doen dansen, maar wist de balans altijd mooi in evenwicht te houden. Een gierend ‘Metatron’, waarin de ritmes elkaar in vliegende vaart afwisselden, was er zo eentje waarbij je niet weet waar eerst naar te luisteren en dan maar gewoon de benen in een knoop danst, en het tien minuten durende feestje ‘Golden Arrow’ – of beter: het tien minuten durende feestje vol flarden ‘Golden Arrow’ was om duimen en vingers bij af te likken. Alsof iemand onze eigenste Dans Dans – soms mogen we als Belgen wel eens chauvinistisch zijn – liet spelen en er beats, sferische geluidslandschappen en hypnotiserende minimal over pleurde. Darkside klonk helemaal als zichzelf, en toch op ieder moment nieuw en verrassend. Dat is een kunst.
Dat u dat allemaal best kon pruimen, bleek na de bisronde: Jaar en Harrington werden – schijnbaar tegen hun eigen verwachtingen in, al twijfelen we daar een beetje aan – door een uitzinnig publiek een tweede keer teruggeroepen en moesten schuldig toegeven dat ze geen livemateriaal meer voorbereid hadden, dus nog maar even gingen improviseren. Ook daarin imponeerde Darkside danig, al denken we dat dit veeleer om ruw nieuw materiaal ging dan een echte improvisatieoefening. U probeerde hen achteraf nogmaals op de bühne te krijgen, maar dat bleek vergeefs: ook Harrington en Jaar hebben een limiet, al was daar in de AB niets van te horen. Wie aandachtig had geluisterd, gekeken, gedanst – afin, wie die avond net als wij iets ongelooflijks ervaren had, zag tussen de computer van Jaar en de gitaar van Harrington een vonkje magie ontspringen. Die vonk, die surplus, heet Darkside.