Hoewel het Zottegemse Dunk!festival kleppers als Russian Circles, Amenra en Mono niet kon strikken, was de negende editie van het grootste én gezelligste post-rockfestival van deze aardkloot weer een voltreffer.
Dag Een :: Vrachtwagentje versterkers
Openen? Dat is een kolfje naar de hand van What The Blood Revealed, en het doet dat met melodische post-metal die duidelijk beïnvloed is door Neurosis — het t-shirt van de gitarist liegt er niet om –, Isis en Mogwai. De Schotten staan zelfzeker op het podium en met hun atmosferische riffs halen ze van begin tot eind sterk uit. Een goed begin, alvast.
Voor het optreden van lokale instrumentale rockband Celestial Wolves zijn we getuige van een kleine volksverhuizing. Het kleinere bovenpodium, dat zich op de tweede verdieping van het plaatselijke zwembad — een locatie als een ander, zo bezweert de organisatie u — situeert, is een van de nieuwe aanwinsten van het festival, naast een apart ingerichte merchandise- en eetstand. Frieten zijn echter voor later, eerst: muziek. Tijdens opener “Persistent Vegetative State” — niettemin een bloedstollende start — geeft de jonge band, die in Zottegem zijn debuut Wood For Wood voorstelt, een ietwat onzekere indruk, maar het mooi openbloeiende nummer klinkt meteen strak.
Dynamisch, intens en gelaagd: dat is Celestial Wolves in drie adjectieven samengevat — luister maar eens naar het prachtige “Until The Day Dawns And The Shadows Flee Away”. Het zelfvertrouwen groeit tijdens de set; de band balanceert perfect tussen hard en zacht. Climax van het optreden is ongetwijfeld de verschroeiende afsluiter “Corporal Wojtek”, die door een technische storing op het einde jammer genoeg een beetje punch mist. Maar we zien het talrijk opgekomen publiek goedkeurend meeknikken. En dat is alleen maar een goed teken.
Het Duitse Kokomo is intussen een gevestigde naam geworden in de scene en dat is eraan te merken. De Duitsers gaven in 2011 een magisch optreden op Dunk! en moeten ook nu op het grotere benedenpodium geen moeite doen om met hun atmosferische post-metal een volle zaal mee te krijgen, zeker wanneer de nummers van machtige tweede If Wolves aan bod komen. Daardoor creëren de vijf energiekelingen wel de indruk dat ze iets te veel op automatische piloot spelen. Het is een goed optreden, maar niet het allerbeste dat we van Kokomo al hebben gezien.
Dunk! gaat meer dan ooit voor afwisseling, en dat maakt de kans op leuke ontdekkingen alleen maar groter. De ambient-drone-act Petrels van de Londense laptopmuzikant Oliver Barrett is één daarvan. Barrett boetseert zweverige elektro, subtiele bassen, sporadische percussie en vocalen tot een hypnotiserend geheel en overgiet dat nog eens met een ultraduister sausje. Een klein uur houdt hij ons volledig in de greep; zijn debuut Haeligewielle moet u dan ook dringend beluisteren.
Voor geluidskunstenaar Stephen O’Malley, bekend van Sunn O))), Gravetemple en duizend andere projecten, koesterden we bij voorbaat torenhoge verwachtingen. Het zag er allemaal veelbelovend uit tijdens de soundcheck: een muur van versterkers, die O’Malley met een vrachtwagen liet overkomen terwijl hij zelf naar Zottegem treinde, een resem effectenpedalen en vooral veel decibels. Bemoeienissen van een bezorgde politie (tot daar aan toe) en vooral een ongeïnspireerde improvisatieset maken de passage van O’Malley echter tot een grote teleurstelling. Zoals beloofd opent de gitarist grote enveloppen met minimalistische, extreem lang uitgesponnen gitaren, maar in tegenstelling tot Sun O))) kan hij geen enkel moment de aandacht prikkelen, laat staan meeslepen. Geen wonder dat de helft van de zaal na enkele drone-aanvallen leegloopt.
Na bijna twee uur vertoeven in de duistere dronekrochten van O’Malley en Petrels, brengt The Pirate Ship Quintet opnieuw post-rock. Dat doen de vijf Britten op erg klassieke wijze, met vroege Mogwai en Godspeed You! Black Emperor als erg duidelijke invloeden. De aanwezigheid van een cellist die zich vooral met lange dreunende lijnen bezighoudt op de koop toe maakt het spiegelbeeld helemaal compleet. Om een of andere reden weet de band wel, veel meer dan veel genregenoten, boven die invloeden uit te stijgen door de ijzersterke uitvoering. De songs die de band uit hun zelfgetitelde debuut ep en het recent uitgebrachte Rope For No-Hopers haalt, hoe voorspelbaar ze soms ook mogen zijn in hun trage evolutie van zacht naar hard en van melancholisch naar verschroeiend, zijn immers wel van topniveau, gezegend met sterke melodieën en opzwepende ritmes. Ze slagen er dan ook gemakkelijk in om een groot deel van het publiek mee te voeren.
Misschien speelt het ook in het voordeel van deze piraten dat ze erg goed de kunst van het geduld hebben doorgrond. Zagen we bijvoorbeeld bij Kokomo een zin om vanaf dat het maar mogelijk was uit te barsten in stevig gitaargeweld, dan wordt die evolutie hier op een natuurlijke wijze uitgespreid in nummers die hun tijd nemen om hun punt te maken en daardoor ook als het ware ademen. De podiumattitude van de band mag dan wat te veel ingekeerd zijn, de verdwaalde screams in enkele nieuwere nummers eerder onnodig, en sommige climaxen iets te weinig met punch gezegend, over het algemeen brengt The Pirate Ship Quintet hier wel een uitstekende show die nu al een van de hoogtepunten van het festival kan genoemd worden.
Nog een hoogtepunt is ongetwijfeld The Black Heart Rebellion, niet dat we iets anders verwacht hadden. Door het late uur is de aandacht van menig festivalganger echter afgedwaald naar de lege bierbeker in plaats van de betoverende klanken van de Gentse West-Vlamingen. De bandleden — stuk voor stuk topmuzikanten — laten dat niet aan hun hart komen; van de zinderende opener “Avraham” tot de hypnotiserende afsluiter “Into The Land Of Another” creëren ze een mysterieus en haast sacraal sfeertje. De schreeuw- en gitaaruitbarstingen zijn in tegenstelling tot bij de oudere nummers geen constanten meer, maar de intensiteit blijft even hoog dankzij de bezwerende, cleane vocalen, afwisselend ingetogen en hevige gitaren en opzwepende dubbele percussie. Klasseband, klasseoptreden. Punt.
Dag Twee: Nootje euforie
De tweede, alweer gevarieerde, festivaldag kon niet beter beginnen dan met het Australische Tangled Thoughts Of Leaving; veel meer dan een gewone opwarmer. Het allereerste optreden op Europese bodem is er meteen boenk op. De jazzy, hyperkinetische drums en stevige basgeluiden vormen de stevige fundering waarop de jeugdelijk enthousiaste pianist — het is een plezier om hem aan het werk te zien — en de virtuoze gitaren naar hartenlust hun kunstjes kunnen tonen. Progmetal, jazz, post-rock en klassieke muziek: de bandleden lijken elk genre aan te kunnen. De lat wordt meteen hoog gelegd.
Onze excuses, maar omdat we nog moeten bekomen van de Australische magie, kunnen we bij het Duitse ambientduo [Bolt] de aandacht moeilijk vasthouden. Een ideale act om te ontspannen dus, in tegenstelling tot de melancholie van het Franse Kwoon dat totaal niet kan begeesteren. De bij momenten dromerige gitaren kunnen nog overtuigen, maar de zanger wil iets te veel een meligere versie van Jónsi uithangen. Of misschien waren we gewoon niet in de stemming voor deprimerende rock?
Totaal andere koek bij de landgenoten van iLydaen, die net als Celestial Wolves hun debuut uitbrachten via Dunk!Records. Het trio opent zijn set met mooi openbloeiende post-rock en al vlug horen we loeiharde post-metal in de traditie van het vroege Isis. Het typische contrast tussen melodische schoonheid en sonische destructie zou tien jaar geleden origineler geweest zijn, maar toch kan iLydaen overtuigen omdat hij in het midden van het publiek opgesteld staat. De oren zijn opgewarmd voor post-metal uit Spanje.
Net als bij Kokomo verraden de extatische reacties in het publiek dat Toundra een relatief bekende band is in de scene. Net als hun Duitse collega’s hebben de Spanjaarden al drie albums op hun naam staan. Toundra is ontstaan uit de assen van een hardcoreband en speelt dus ultrazware post-rock, balancerend op het randje met post-hardcore. Ook hier zijn Isis en Pelican logische invloeden, maar Toundra kneedt die tot een eigen geluid. Ook het Nederlandse Fire Walks With Us pakt iets later op het bovenpodium uit met beukende riffs en dito drums.
Bij de epische post-rock van de Fransozen van Lost In Kiev, die eveneens een Dunk!-debuut uit hebben, gaat het er gelukkig iets zachter aan toe. Maar daarom niet luchtiger. Bij de voorstelling van Motions kunnen we bijna een traantje wegpinken, zo emotioneel en puur klinkt de post-rock van Lost In Kiev. Hoogtepunt is een van de latere nummers, waarin een zangeres met een prachtige stem de melodische kracht nog eens de hoogte instuwt.
Ook het eerste Belgische optreden van het Amerikaanse Maserati is een voltreffer. Neen, wat zeggen we: een van de hoogtepunten van het festival. Maserati is een van de meest atypische post-rockbands van het festival. Sinds de Amerikanen in 2007 het meesterlijke Inventions For The New Season uitbrachten, staan ze bekend om hun psychedelische, dansbare instrumentale rock. Mike Albanese is net als de in 2009 gestorven Jerry Fuchs een geniaal drummer. Hij drijft samen met de bassist de machine van Maserati aan met een dansbare, retestrakke beat terwijl de twee gitaristen voor de euforische noot zorgen. Maserati is wereldklasse en had de zaterdag moeten afsluiten.
Niet dat Drums Are For Parades, de echte headliner, tegenvalt. Integendeel: het vierkoppige beukgezelschap kan na de trippy experimentele elektroset van Arms And Sleepers — sowieso voor fans van Boards Of Canada — op een allesbehalve enthousiast publiek rekenen. Stonden de Gentenaren iets vroeger geprogrammeerd, dan hadden ze waarschijnlijk ook op een grotere opkomst kunnen rekenen. Gelukkig klinken schreeuwer-gitarist Wim Reygaert, drumbeest Piet Dierickx, tweede snarenplukker David Dumont en, tja, een overbodige keyboardist, zoals gewoonlijk luid, agressief en behoorlijk groovy. Zowel de nummers van Drums eerste ep — ja, die met die veel te lange titel — als de nummers van Master, van extra volume voorzien door drie blazers, razen aan een sneltempo voorbij. Drums Are For Parades staat er nog steeds, getuige de opgevoerde show op het benedenpodium, maar misschien wordt het eens tijd voor nieuw materiaal?
Dag Drie :: Beetje verdomhoekje
Pasen, het feest van de wederopstanding van Jezus, en ook zo’n dag dat er familiebezoeken verwacht worden, eitjes geraapt moeten worden en dergelijke meer. Maar ook al enkele jaren de slotdag van Dunk!festival. Geen chocoladen eieren te rapen hier (hoewel, er lagen er wel enkele bij de ticketbalie), maar wel postrockconcerten bij de vleet. Of de eerste drie shows van Afformance, We Stood Like Kings en Heirs zo sterk in die postrocksfeer zaten moeten we u helaas enigszins schuldig blijven, want doordat het Pasen was — u kent dat wel — arriveerden we zelf pas tijdens de afsluitende climax van Heirs. Wel een van de zwaarste die we al hoorden, overigens: eindigend in een minutenlange noisezee.
Eerste volledige show dan maar: Have.To.Be.Distanced (een naam die het gespeelde genre meteen verraadt) speelt zijn eerste show buiten thuisland Tsjechië op Dunk! en gaat dan ook voor de frontale aanval met stevige post-metal in de lijn van Pelican. Veel origineels horen we niet, maar de uitvoering is strak. Puntje van kritiek: als er dan zo nodig visuals gebruikt moeten worden, zorg dan op z’n minst dat ze niet zomaar gekozen worden maar toch enigszins de muziek ondersteunen (of omgekeerd). Hele scènes uit films van onder meer Lars Von Trier (de openingsscène uit Antichrist en een scène uit Melancholia) knippen en er wat ongerelateerd naast staan jammen, is meer afleidend dan versterkend.
Het Braziliaanse Labirinto had gelukkig beter begrepen hoe visuals moeten gebruikt worden. Met oude beelden van treinen en hypnotiserende radarwerken wordt hier veel beter een samenspel gevormd met de muziek. Die is verrassend ambient van aard ondanks de klassieke drums-en-gitaren bezetting, met veel aandacht voor sfeerwerking, en relatief korte uitbarstingen die dan ook nog eens niet voor de volle lawaaiaanval gaan maar ook daar sterk op sfeer blijven inzetten. Niet de beste post-rockband uit Brazilië, dat is namelijk zonder twijfel het eveneens uit São Paulo afkomstige Hurtmold, maar wel erg verdienstelijk.
Een ietwat andere aanpak dan weer bij My Empty Phantom, de Nicaraguaans-Amerikaanse one-man-band van Jesse Martin-Beaman die via loops nummers opbouwt met piano, gitaar en drums. Die loops zijn tegelijkertijd ’s mans sterkte en zwakte. Slaagt hij er immers in om door die loops een rijk klankpalet te creëren (wat hij bovendien ook deed door een interessant spel met klanken op de gitaar), zorgen die loops er tegelijkertijd voor dat de nummers wel erg repetitief zijn en maar wat in cirkels staan te draaien.
Het van naam erg gelijkaardige My Education (verwarring alom in ons notitieboekje!) scheerde helaas heel wat minder hoge toppen met compleet ongeïnspireerde rechttoe-rechtaan post-rock met wat stevigere hard rock en metalinvloeden. Prijs voor meest nutteloze (en bijna onhoorbare) violist in de gelederen kan de band overigens ook komen afhalen. The Shaking Sensations blonken helaas eveneens vooral uit in ongeïnspireerd Explosions In The Sky na-apen, zo sterk zelfs dat het niet eens zo sterk had opgevallen moest de band er een covertje van de Texanen tussen gegooid hebben.
Gelukkig was daar dan het Zweedse pg.lost om de brokken te lijmen met hun bijna poppy interpretatie van post-rock. Meeslepende melodieën kunnen, lekkere grooves moeten, en hier en daar mogen er zelfs wat vocals bij (jammer wel dat die pas in het laatste nummer echt goed te horen zijn). Niet te verwonderen dan ook dat de band door het bijna voltallige Dunk!-publiek op handen wordt gedragen en dat elk nummer op dolenthousiast gejuich wordt onthaald. Origineel is ook dit allerminst, maar de uitvoering is zodanig sterk dat we dat hier perfect door de vingers kunnen zien. Enkele leuke details, zoals het opvallende feit dat de bas hier vaak de leiding neemt en de gitaren vooral voor inkleuring zorgen met effecttapijten, zorgden er dan ook voor dat dit een uitstekende show was.
Vanaf dan is de avond echt vertrokken wat kwaliteit betreft. Want ook de show van Syndrome, soloproject van Amenra-gitarist Matthieu Vandekerckhove, is bijzonder indrukwekkend. Vandekerckhove brengt een lang uitgesponnen dronestuk in verschillende bewegingen, die als het ware een soort aan elkaar gebreide songcyclus vormen. Als een golvende zee beweegt de muziek zich in eb en vloed van climax naar climax, nooit minder dan meeslepend en geregeld zelfs met een bijna totale trance als gevolg.
De ondersteunende visuals, waarin we weliswaar geen echte lijn konden zien (een belangrijk thema leek wel de relatie tussen natuurkracht en de menselijke creatie te zijn, met onder meer beelden van allerhande dieren, zeesluizen en verdwaalde figuren in rotslandschappen), zorgden wel absoluut voor een versterkend effect door de spartaanse kadrering en een sfeervolle zwart-wit aanpak, naast het feit dat het doorgaans simpelweg sterke beelden waren. De industrial drumbeat die de laatste beweging van de cyclus domineert, was wat ons betreft niet echt nodig, omdat het ietwat breekt met de klankwereld van het voorgaande, maar al bij al is dit erg indrukwekkend en wordt de eerder ongeïnspireerde solodroneset van legende Stephen O’Malley op vrijdag zelfs volledig weggeblazen.
Omdat Syndrome’s set wat was uitgelopen (ondanks de hyperstrakke organisatie van het festival), misten we de eerste minuten van het concert van het Amerikaanse kamermuziek-postrock-ensemble Balmorhea. Zelden hebben we daar overigens meer spijt van gehad, want dit was een onwaarschijnlijke topprestatie van een band die een intelligente muzikale aanpak kan koppelen aan een enthousiaste podiumprésence en songs die vaak erg catchy zijn. Dat de band vooral put uit recentste plaat Stranger speelt daar ongetwijfeld ook in mee; van al hun platen is het hun meest toegankelijke, met melodieën die zonder schaamte tegen de pop aanschurken en ritmes die zonder meer opzwepend zijn.
Gelukkig is Stranger ook een van hun beste platen gebleken totnogtoe, een welkome terugkeer naar het bandgeluid van voorheen dat op voorganger Constellations ietwat meer op de achtergrond was geraakt. Met een indrukwekkend arsenaal aan instrumenten, waarbij elke muzikant overigens geregeld een vlotte instrumentwissel doet (soms middenin nummers), weet de band hier een show neer te zetten die absoluut tot de top van dit festival behoort. De eclectische aanpak van de band, met invloeden uit zowat alles wat zich tussen funk en modern klassiek bevindt, zorgt bovendien voor een welkome afwisseling met de traditionele post-rock die bij andere bands hier zo sterk domineerde.
Want ook bij Dorena is die invloed weer overduidelijk. Deze Zweedse pretty boys zitten redelijk hard in dezelfde lijn als landgenoten EF of zelfs pg.lost dat slechts enkele uurtjes eerder speelde. Ook hier echter weer een enthousiaste en zelfs redelijk geïnspireerde aanpak die dat snel doet vergeten. Enkele opvallende uitstapjes naar walsritmes, synthesizer-geluiden en poppy songs zorgen er dan ook nog eens voor dat de band redelijk goed de aandacht weet vast te houden.
Een beetje uit het niets staat I Like Trains vandaag headliner te spelen op Dunk!festival. Dat is ongetwijfeld meer te danken aan de impact die debuut Progress•Reform jaren geleden maakte, want de groep is sindsdien een beetje in het verdomhoekje beland. The Shallows, de meest recente plaat van de groep, werd in 2012 in eigen beheer uitgegeven, en kreeg hier dan ook niet de verdiende aandacht. Ook op zijn vierde plaat wist de groep immers te boeien met omineuze melodieën en verhalen over een wereld die worstelt met haar internetverslaving.
Dat vuur wil echter niet ontbranden vandaag. Wat op plaat bezwerende monotonie is, is live niet meer dan dat: een wat eentonig geluid waar Dave Martins diepe bas te hard in begraven wordt. “We Used To Talk” — dat met zijn The Knifeachtige beat de nieuwe elektronische richting aangeeft — maakt dat al meteen duidelijk. Het werkt beter in het knappe “Mnemosyne” dat dansbaar aandoet met pizzicato ritmes, maar het blijft toch vooral wachten op die paar keer dat uit vroeg werk wordt geput. “A Rook House For Bobby” is een eerste schot voor de boeg, “Terra Nova” de kers op de taart; al loopt het even fout. Aanslepende basproblemen leggen het optreden stil; de groep probeert te starten met “It’s a noisy kinda punkrocksong, anyway”, maar moet toch stoppen. Een tweede poging slaagt gelukkig wel, en dus krijgen we dan toch iets van een opzwepende climax. Ingehouden spanningsopbouw, allemaal goed en wel, maar het moet ook ergens toe leiden. We zijn op een post-rockfestival, tenslotte.
Het lijkt dus alsof I Like Trains nog altijd worstelt met het euvel dat ook al tweedeling Elegies To Lessons Learnt kenmerkte: geen probleem dat je het gemakkelijke uitbarsten wil vermijden, maar zorg dan ten minste dat je ook anders boeiend blijft. En dat blijft live een moeilijke opgave voor de groep, zo blijkt.
Dunk!festival voelt elk jaar een beetje aan als thuiskomen. Het gevarieerde voedselaanbod is best te pruimen. De organisatoren en vrijwilligers zijn de vriendelijkheid zelve en zorgen er ook dit jaar weer voor dat de festivalgangers ook eens comfortabel kunnen zitten tussen de optredens door. Door de vrieskoude liet de organisatie de kampeerders, die weer uit alle uithoeken van de wereld naar Zottegem kwamen afgezakt, zelfs binnen in de concertzaal slapen. Dunk!festival verdient wederom een dikke pluim voor sfeer, gezelligheid en niet te vergeten de muziek. Als er volgend jaar meer internationale topacts in Zottegem staan, zit het huis gegarandeerd weer vol.