Weinig bands zijn zo’n huis van vertrouwen als Calexico. Al vijftien jaar levert de groep aan een ietwat gezapig tempo platen af van een constant niveau, die elke fan blindelings kan kopen. Grootse experimenten en verrassende wendingen zijn aan deze band niet besteed, maar wie zegt dat dat nodig is?
Algiers is alweer de zevende officiële Calexicoplaat, en de eerste die nÃet in het vertrouwde Tucson, Arizona werd opgenomen. Ook niet in Algerije overigens: Algiers is de wijk in New Orleans waar de band zich — in een oude kerk — terugtrok voor de opnamesessies. Andere locatie, ander geluid? Niet onmiddellijk: opener “Epic” klinkt meteen als vintage Calexico, met zijn onheilspellend gonzende eerste seconden en de abrupt invallende gitaar en drums. Die herkenbaarheid zal op dit album soms meer een vloek dan een zegen zijn.
Algiers is immers een lastig geval: de plaat klinkt zo vertrouwd, zo bekend vanaf de eerste luisterbeurt, dat het aanvankelijk moeilijk is om er meer in te horen dan een voortzetting, of zelfs een herhaling van wat er al was. De songs kabbelen aangenaam voorbij, maar opvallende uitschieters lijken er niet te zijn, waardoor het album al snel op de achtergrond raakt en onze aandacht verslapt. Gelukkig zijn wij niet te beroerd om af en toe een extra inspanning te doen, en dat loont ook de moeite: onder de oppervlakte van deze plaat blijkt toch nog heel wat verborgen te liggen.
Zoals het een Calexicoplaat betaamt, staan er op Algiers weer enkele ingetogen, melancholische pareltjes, en het zijn die songs die ook het verschil maken. “Fortune Teller” is er zo eentje, een doodeenvoudig liedje dat niet veel meer nodig heeft dan de gitaar en verhalende zang van Joey Burns met wat spookachtige ooh-oohs in de achtergrond om een geheel eigen wereld op te roepen. Het woestijnzand van de oude platen werd daarvoor verdreven door een koudere wind, en geheimzinnige personages — de fortune teller duikt hier en daar nog eens op — dwalen door de nummers.
Meer mysterie in “Puerto”, met zijn zacht aanzwellende trompetten en de broeierige drums van John Convertino. Burns grijpt terug naar de thematiek van “Crystal Frontier”; kleine, persoonlijke verhalen van illegalen op de grens, die hij hier doorbreekt met dramatischer beelden uit de tijd van de conquistadores. Nergens op Algiers wordt er echt loos gegaan in de mariachistijl die de vroegste Calexicoplaten zo kenmerkte, maar de meer ingehouden, wat slepende variant die we hier krijgen, laat een veel diepere indruk na. Het allermooiste bewaart de band helemaal voor het laatst: in het refrein van “The Vanishing Mind” sluipen strijkers het nummer in, om een voorzichtig dansje aan te gaan met de pedal steel. Het is een subliem slot, hartverscheurend zoals alleen Calexico dat kan.
En zo doen Burns en Convertino alsnog waar ze goed in zijn, zij het met enige vertraging en op hun eigen bescheiden manier. Het duurde bij Algiers net iets langer voor we het merkten, maar ondertussen kunnen we er niet meer onderuit: voor de zevende keer op rij heeft Calexico stiekem, zonder veel poeha, een heel erg goeie plaat gemaakt.