Dat violist, tubaspeler en componist Eyvind Kang niet voor een gat te vangen is, wordt nog maar eens onderstreept door deze nieuwe release, die positie inneemt in avant-garderegionen waar het allemaal draait om filmische sfeerschepping, frequentieverkenningen en minimalistische inkleuring.
Dat deze release verschijnt op Stephen O’Malleys Ideologic Organ is geen verrassing. Eyvind Kang leverde immers een cruciale bijdrage op het gelauwerde Monoliths & Dimensions (2009) van Sunn O))), een album waarvoor het droneduo een intimiderende lijst gastmuzikanten inschakelde en z’n sound voluptueuzer dan ooit maakte. De opnames van Visible Breath, waarvan twee van de drie stukken al dateren uit 2008, liepen waarschijnlijk parallel met die van Monoliths & Dimensions, omdat het personeel bijna integraal van die sessies bekend is. Zo heb je trombonisten Stewart Dempster en Julian Priester (de jazzlegende die nog speelde aan de zijde van Sun Ra en John Coltrane), trompettist Cuong Vu, hobospeelster Taina Karr, altviolist Timb Harris, zangeres Jessika Kenney en elektrisch pianist Steve Moore. De enige toevoegingen zijn pianiste Cristina Valdez en glasspeler Miguel Frasconi.
Met zo’n weelderige line-up ga je automatisch uit van een overvloed aan jazzy arrangementen, maar dan keer je terug van een kale reis: de muziek moet het niet hebben van swing, schwung of sappig samenspel, maar van zorgvuldig uitgetekende laagjeswerking vol stijgende en dalende figuren, hoge frequenties en delicaat geplaatste accenten, waarbij het vaak niet eens duidelijk is welk instrument voor welk geluid verantwoordelijk is. Het is bezwerende, drone-achtige muziek die nu eens meditatief is in z’n herhalende koppigheid, en dan weer onheilspellend, zeker als steeds ruwer wordende geluiden het haast op een krijsend schuren gaan zetten. Dat resonerende glas zorgt trouwens van zodra het gebruikt wordt, voor een effect dat een verloren gelopen viool doorgaans in een Hitchcockfilm krijgt.
Na het kwartier van het titelnummer volgt het kortere “Monadology”, zes minuten variaties op blokken van vier noten, waarbij gaandeweg een meer filmische sfeer opduikt, alsof Bernard Herrmann en Krzysztof Komeda een spookachtig verbond aangegaan zijn. Het is pas op dat moment dat de componist in Kang een toegeving lijkt te willen doen en de soberheid van de muziek ook enigszins toegankelijk weet te maken. Die benaderbaarheid is dan weer z’n laatste zorg in het derde stuk, uitgevoerd door pedal steel gitaar (Susan Alcorn) en modified cello (Janel Leppin). Deze opname sluit eerder aan bij “Visible Breath”, zowel qua lengte als minimalistische geluidskunst.
Voor wie bereid is om intens geconcentreerd te luisteren, kan Visible Breath de moeite zijn, want enkel dan krijg je een waardevolle luisterervaring in ruil. Er is wel sprake van een vage verwantschap met de donderopera van Sunn O))), maar die zit hem vooral in het uitgesproken monotone karakter van de muziek, die voor de rest vooral geschikt is voor geluidstoeristen en liefhebbers van occult minimalisme dat daadwerkelijk klinkt als een ietwat sinistere uitbeelding van ademwolken.
Het album is enkel verkrijgbaar op vinyl.