Als er een stijl bestaat die te lijden heeft onder het feit dat
ze nergens echt toe behoort, dan is het ongetwijfeld minimalisme.
Verguisd en verketterd door de classici vanwege de schijnbaar
eenvoudige melodieën en de invloed van moderne elektronica, maar
evenzeer als saai en eentonig bestempeld door hippe
contemporanisten, die liever opteren voor het uitgangspunt more
is more. Toch heeft minimalisme na al die jaren nog zijn eigen
publiek, een groep aanhangers die blijven volharden in het
luisteren naar muziek die nauw bij de absolute stilte
aanschurkt.
Muziekrecensenten sluiten bij voorbaat geen artiesten of stijlen
uit (behalve de winnaars van contests zoals X-Factor en
Idool misschien) en om eerlijk te bekennen: minimalisme is altijd
al ons ding geweest. Wie kan er nu niet zonder schaamte genieten
van ‘Blue Notebooks’ van Max Richter, ontroerd
geraken door de melancholie in Jóhann Jóhannssons
laatste werkstuk, of van genot rechtop veren bij de bevlogen
pianomuziek van Ludovico Einaudi?
Grote namen voor een klein publiek, een boeiend genre dat op het
moment van haar hoogbloei meer aandacht verdient. Zo geschiede: we
onderwerpen ‘Felt van Nils Frahm aan een kritische
beluistering.
De bijna-dertiger Nils Frahm beschrijft zijn ‘Felt’ als een
verzameling van “open fragments”, die de kans bieden om
toevalligheden en accidenten gewoon als deel in het geheel op te
nemen. Een manier om nieuwe mogelijkheden te ontdekken en tegelijk
creatief om te springen met het productieproces. Zo klinkt ‘Felt’
enigszins: het album bevat nauwelijks knooppunten die een richting
aangeven, en lijkt grotendeels een portfolio te zijn van Frahms
technische kunstjes.
In minimalisme betekent zoiets dat de luisteraar in staat is om
het kleinste geluidje waar te nemen, net omdat Frahm ze opzettelijk
in de verf zet. Het zachte gekraak op de achtergrond, de lange galm
van de aangeslagen noten en zelfs de fluwelen afdruk van Frahms
vingers op de pianotoetsen (‘Less’). Het spel wordt, in
tegenstelling tot de melodie, verheven tot het centrale
uitgangspunt in ‘Felt’. Bij het eerste handvol nummers komt dat nog
over als iets spannends en onontgonnen. Met een hoofdtelefoon op
komt ‘Keep’ helemaal tot zijn recht: de melodie die verborgen ligt
onder een dubbele laag ritme en losse noten laat zich geruisloos
ontplooien. Frahm wekt met zijn late night music zowel
verwondering als een dromerig gevoel op.
Dat komt het sterkst tot uitdrukking bij ‘Familiar’, dat geheel
terecht een vertrouwd gevoel aan de luisteraar biedt. Het geheel
van geluiden voelt organisch aan en straalt een zekere
huiselijkheid en warmte uit. Nils Frahm heeft zijn muziek thuis in
het midden van de nacht geschreven en dat valt af te leiden uit het
resultaat. De sobere, maar doeltreffende melodie klinkt
zelfverzekerd in een doolhof van geritsel.
Ook ‘Unter’ doet prikkelen door de fijne combinatie van een
vindingrijke melodie met het technisch klankenspel van Frahm. Het
getik van de piano verbergt geenszins de zachte golvingen van de
melodie. En daarbovenop het verstillende karakter van het gefluit.
Klasse.
Zo lijkt het op het eerste gezicht dat Nils Frahm een
buitengewoon pareltje bijeen heeft geschreven. Toch is het
ergerlijk om vast te stellen dat er op den duur niet veel wordt
toegevoegd aan het minimale karakter van het album. ‘Felt’ blijft
iets te vaak steken bij technische spitsvondigheidjes en overtuigt
daardoor de luisteraar niet van zijn intrinsieke meerwaarde.
‘Snippet’ verzandt bijvoorbeeld in een zee van kleine geluidjes,
die storend beginnen te werken. Die minuscule details zijn in
iedere compositie veelvuldig aanwezig, maar zorgen eerder voor
ongemak dan ontroering. En daar doet Frahm de kracht van zijn werk
helemaal teniet.
Er is nochtans voldoende ruw materiaal ter beschikking om er een
beklijvende ervaring van te maken. ‘Kind’ zit volgestouwd met
tragiek en voelt aan als een uitlaatklep om iets te verwerken. Toch
zorgt de symmetrie tussen het getik van de hamertjes (in de piano)
met de klank van de noten niet voor het gewenste effect.
‘Pause’ kiest gelukkig voor een andere inslag en brengt een
einde aan de zachte frivoliteit van de voorgaande composities. De
diepe, donkere dreunen zijn pure onderbuikmuziek, die voor de
nodige afwisseling zorgt. ‘More’ brengt ten slotte het
langverwachte tutti-moment van het album: deze zachte overrompeling
is bijna het enige moment waar de luisteraar voelt dat er
mogelijkheden zijn. Een sterk exit point voor ‘Felt’, maar
onvoldoende om het geheel echt buitengewoon te maken.
‘Felt’ zal mogelijk gesmaakt worden door liefhebbers van
minimalisme, maar diep vanbinnen voelen we aan dat Frahm tot veel
meer in staat is. Het album beperkt zich iets te nadrukkelijk tot
een technische esthetiek, waardoor de kracht en eenvoud van de
melodieën ten dele verloren gaan. Her en der horen we een duidelijk
lichtpuntje, maar ‘Felt’ zet als geheel net te weinig zoden aan de
dijk.