



Er zijn heel wat fascinerende zaken te melden over de nieuwe film
van Jodie Foster. Er is de bizarre premisse en de moedige, zij het
commercieel misschien onverstandige move om Mel Gibson de hoofdrol
te laten spelen. Maar veel meer dan dat is er de titel: ‘The
Beaver’. Voor de drie mensen die het niet mochten weten, beaver is
Amerikaans slang voor een vrouwelijk lichaamsdeel waarvan je ’t
heel vriendelijk moet vragen om het te mogen zien, waardoor de film
ogenblikkelijk een plaatsje verwerft naast ‘Octopussy’ als de meest
fout getitelde prent ooit gemaakt. Of ziet u zich al een ticket
kopen voor een nieuwe Vlaamse film die ‘De Flamoes’ heet? Nee toch?
Hoewel, ik ga zwijgen, vooraleer ik Jan Verheyen op ideeën
breng.
Anyway, Foster kruipt voor het eerst sinds ‘Home for the Holidays’
in 1995 nog eens in de regiestoel om het verhaal te vertellen van
Walter Black (Gibson), een man die ogenschijnlijk alles heeft om
gelukkig te zijn: een lieve vrouw (Foster zelf), twee zoons (Anton
Yelchin en Riley Thomas Stewart) en een job als CEO van een
speelgoedbedrijf. Alleen worstelt hij al bijna twee jaar met een
diepe depressie, die hem van alles en iedereen vervreemd heeft,
inclusief zichzelf. Nadat hij door zijn eega het huis wordt
uitgezet, vindt hij tussen zijn rommel een handpop in de vorm van
een bever. Walter begint – in een Cockney accent – met anderen te
communiceren via de bever, om een soort psychologische buffer te
creëren tussen zichzelf en de rest van de wereld. Aanvankelijk
lijkt dat te werken; zijn omgeving aanvaardt de handpop als een
hulpmiddel om te genezen, en het ding is sowieso een stuk vrolijker
dan Walter zelf. Maar na een tijdje rijst er natuurlijk de vraag:
hoe lang denkt hij dit toneeltje vol te kunnen houden?
Er is al heel wat geschreven over Jodie Fosters beslissing om haar
vriend Mel Gibson de hoofdrol te laten spelen. De twee kennen
elkaar al minstens van in 1993, toen ze samen de plezierige western
‘Maverick’ maakten – of misschien al eerder, weet ik veel – en de
castingkeuze werd dan ook alom geïnterpreteerd als een
steunbetuiging onder vrienden op een moment dat Gibson vrijwel
uitsluitend in de pers kwam omdat hij de joden had beledigd of zijn
vriendin enkele meppen had verkocht. Ik heb weinig zin om nog meer
inkt te verspillen aan de Gibson-polemiek (maar terwijl ik dat
schrijf doe ik het natuurlijk wel). Hij is altijd een goed acteur
geweest en een uitstekend actieregisseur en los van zijn
privéleven, toont hij dat eerste hier nog maar eens aan, met een
centrale vertolking die de film bijna weet te redden van zijn eigen
mallotigheid. Gibson levert een ingetogen, egoloze prestatie als
een diep gedeprimeerd man, die een deel van zijn eigen
persoonlijkheid projecteert op die handpop (het accent dat hij
gebruikt, klinkt overigens bijzonder overtuigend en vervalt nergens
in de irritante geaffecteerdheid waar ik een beetje bang voor was).
Alleen jammer dat die pop, van alle mogelijke handpoppen ter
wereld, uitgerekend een bever moest zijn en op die manier
aanleiding moest geven tot die verschrikkelijke titel.
Nope, het falen van ‘The Beaver’ ligt allesbehalve bij Gibson. Hij
is zelfs de voornaamste reden om te gaan kijken. Het probleem ligt
hem eerder bij een onzekere toon. De film werd, in de trailers en
de marketingcampagne, min of meer aangeprezen als een zwarte
komedie – duidelijk een film met duistere ondertonen, maar
vergelijkbaar met dramadies als ‘Little Miss Sunshine’ of ‘The
Darjeeling Limited’. In plaats daarvan begint ‘The Beaver’ met een
onevenwichtige mix tussen humor en drama tijdens de eerste 45
minuten, om daarna simpelweg om te slaan in sentimenteel melodrama.
Huilerige monologen worden afgestoken, de catharsissen vliegen je
om de oren, en het wordt duidelijk: hoe excentriek het uitgangspunt
van het scenario ook is, aan het einde van de rit blijf je achter
met een banale weepie, waar zelfs Gibsons acteergeweld niet tegen
opgewassen is. Een belangrijke plotwending aan het einde van de
film (nee, ik verraad hem niet) is zelfs zodanig manipulatief dat
ik me lichtjes beledigd voelde: hoe plat is Foster bereid haar film
te maken om haar publiek toch maar te doen snotteren?
Daar komt nog bij dat Foster en scenarist Kyle Killen zich geroepen
voelden om een nevenplot in het leven te roepen rond Walters oudste
zoon Porter (Anton Yelchin), die verliefd wordt op zijn klasgenote
Norah (Jennifer ‘Winter’s Bone’ Lawrence, die er verdorie zeer
aardig uitziet als ze eens een bad heeft genomen en wat
vochtinbrengende crème op haar gezicht heeft gesmeerd). Uiteraard
heeft ook Norah zo haar demonen, wat niet zozeer tot dramatische
wendingen leidt, als wel tot melige dialogen, die nooit weten te
overtuigen.
In feite is ‘The Beaver’ een oerconventionele film, die zich min of
meer verbergt achter de buitenissigheid van het centrale idee. Wat
eventjes lukt, maar zichzelf al snel onthult als een doorzichtige
truc. Misschien had de prent gewoon een regisseur nodig die het
idee verder durfde te drijven. Ga een je een vreemde film maken?
Prima, maar maak dan ook écht een vreemde film, volg de
consequenties van je ideeën, waar ze ook toe mogen leiden. Wat je
niet moet doen, is tijdens het eerste half uur een zot uitgangspunt
introduceren en dan daarna nog een uur lang er alles aan doen om
dat concept terug te trekken binnen het keurslijf van een
traditioneel melodrama.
Hoe dan ook, Gibson houdt de boel net genoeg recht om de boel
anderhalf uur lang bekijkbaar te houden, en er gaat een
onmiskenbare fascinatie uit van de premisse. Die ons overigens
achterlaat met één prangende vraag: als Walter de handpop echt
nooit afneemt, zelfs niet onder de douche, zoals getoond in de
film, hoe kleedt hij zich dan om?