Toen John Cale in 1965 Lou Reed ontmoette bij Pickwick Records
(waar deze laatste aan de lopende band hitjes schreef), was dat het
begin van wat ongetwijfeld een van de meest roemruchte bands in de
geschiedenis van de rockmuziek is geworden: The Velvet Underground.
Die band werd het petekind van pop-Art kunstenaar Andy Warhol, de
man die The Velvet Underground haar wereldberoemde bananenhoes en
fotomodel Christa Päffgen (beter bekend als Nico) schonk.
Jammer genoeg waren Cale en Reed een beetje de Pete Doherty en
Carl Barât
van hun tijd. Zowel The Velvet Underground in hun originele
bezetting als The Libertines bleven amper drie jaar samen
(respectievelijk 1965-1968 en 2001-2004). Maar er is meer. Beide
groepen stonden bekend voor hun grootschalige druggebruik (‘Heroin’
was niet toevallig het hoogtepunt van debuutplaat ‘The Velvet
Underground and Nico’ en Doherty en Moss, tja, dat spreekt voor
zich) en in beide gevallen was een speciale plaats weggelegd voor
een fotomodel.
Nico maakte niet alleen deel uit van Velvet Underground (en had
trouwens affaires met zowel Reed als Cale), maar liet ook
verschillende van haar platen producen door John Cale. Moss kwam
nooit echt in beeld bij The Libertines, maar zong wel mee op een
nummer van The Babyshambles, meer bepaald ‘La Belle Et La
Bête’.
Maar zoals de split van de Libertines ons de Babyshambles en Dirty
Pretty Things schonk, leverde ook het einde van The Velvet
Underground twee opmerkelijke carrières op. Lou Reed werd
ongetwijfeld de bekendste van de twee, met hits als ‘Walk on the
Wild Side’ en ‘Perfect Day’. Maar ook Cale bleef niet bij de pakken
zitten en timmerde verder aan zijn eigen weg. Hij doorzwom menig
muzikaal watertje: zo waren er de Island-years net na de Velvet
Underground-periode, maar ook uitstapjes naar de noise, hard rock
en zelfs de commerciële sound van de jaren ’70.
‘Tijd om de balans op te maken’, moet de doctor honoris
causa van de Antwerpse universiteit gedacht hebben. En dat
doet hij op meesterlijke wijze op de dubbel-liveplaat ‘Circus
Live’.
Cale gooit er op de eerste cd meteen geraffineerd de beuk in met
VU-klassieker ‘Venus in Furs’. Cale zei ooit dat dit het eerste
Velvet Underground-nummer was dat volledig vatte waar het hen om
te doen was. Ook ‘Femme Fatale’, een andere Velvet-klassieker,
wordt gestileerd onder handen genomen door er ingenieus ‘Rosegarden
Funeral of Sores’ in te verwerken. Maar ook de eigen nummers
‘Buffalo Ballet’, ‘Look Horizon’, ‘Magritte’ en het funky ‘Outta
The Bag’ zijn absolute pareltjes.
De tweede cd is wat donkerder (‘Gun’) en cynischer (‘Mercenaries
(Ready For War)’ van toon. Toch is net het nummer dat het minst in
dit sombere rijtjepast, wat mij betreft het mooiste. ‘Style It
Takes’ komt oorspronkelijk van de plaat ‘Songs for Drella’ uit
1990, die Cale en Reed samen opnamen ter nagedachtenis aan Warhol,
die in 1987 overleed. Eigenlijk is het intriest dat net de man die
hen maakte tot wie ze nu zijn, moest doodgaan voor ze elkaar
terugvonden. In het nummer zingt Cale liefdevol uit naam van
Warhol:
‘I’ve got a brillo box and I say it’s art
It’s the same one you can buy at any supermarket
‘cause I’ve got the style it takes
and you’ve got the people it takes’
Op een perfide manier betekent hun ex-manager ook nu nog iets voor
Cale. Zijn beroemde uitspraak ‘In the future, everyone will be
world-famous for 15 minutes’ inspireerde de Amerikaanse
schrijver Cullen Murphy om van ‘de Warhol’ een eenheidsmaat voor
bekendheid te maken. Eén kilowarhol betekent tien dagen beroemdheid
en met één megawarhol ben je goed voor 28 jaar.
John Cale verdient met deze briljante overzichtsplaat een handvol
megawarhols. Bij ons betekent dat de volle tien
punten.