Met John Cale had OLT Rivierenhof zich zondagavond een regelrechte rocklegende in huis gehaald. Wars van de naar intimiteit snakkende omgeving leverde die ook dat: een rockshow vol klassiekers, die naar goeie gewoonte al eens stevig verbouwd werden.
Heel even moeten we aan Lou Reed denken, vanavond. Wanneer John Cale krakkemikkig en stram het podium op komt geschuifeld, krijgen we een flashback naar het laatste concert dat zijn oude Velvet Undergroundmaat op Belgische bodem gaf. Het jaar was 2012, de zaal AB, en Reed was een wankel en bejaard mannetje dat zijn tijd had gehad. Een moment lang zijn we bang dat ook de Welshman – wat is hij oud geworden! – hetzelfde soort concert te veel zal geven. Een kleine twee uur later weten we wel beter: Cale is nog altijd vitaal, en nog even tegendraads als al die jaren geleden.
Wat we immers ook niet krijgen, ondanks de knusse setting en de recente heruitgave van liveplaat Fragments Of A Rainy Season: een ingetogen pianorecital waarin Cale de mooiste nummers uit zijn carrière herinterpreteert. Had hier goed gepast, maar net daarom krijgen we het niet. Cale is 76 en wil samen met een driekoppige band iets bewijzen. Dat hij nog altijd in de voorhoede van de rock meespeelt, bijvoorbeeld, maar dat zou te gemakkelijk zijn.
En dus verbouwt hij een half uur lang enkele oude nummers door ze over computerloops en ijle synths quasi-monotoon te laten dronen. De boodschap is duidelijk: wie een gezellige avond dacht te hebben, is eraan voor de moeite. “Dirty Ass Rock And Roll” is alles behalve zijn naam, “Hedda Gabler” dreint een eind weg. Het nieuwe “What Is The Legal Status Of Ice?” schikt zich in dezelfde sfeer, en ook het van The Velvet Underground geleende “Lady Godiva’s Operation” passeert bijna onherkenbaar.
Met “Fear Is A Man’s Best Friend” verandert veel. Cale recreëert de waanzin van de oorspronkelijke opname zonder één moment de illusie te wekken ook nog maar in de buurt van zoveel instabiliteit te zijn, zijn band mag niettemin van de ketting. “Helen Of Troy” klinkt nadien als iets dat van Red Hot Chili Peppers had kunnen zijn, als Flea voor één keer die bas niet had geslapt. “Baby I got your money”, zingt Cale over de outro, maar of dat nu echt een Kelis-citaat is, is niet helemaal duidelijk.
Cale pakt zijn altviool op, en dan weet je hoe laat het is: “Venus In Furs”, nog zo’n Velvet Undergroundklassieker, krijgt een perfecte uitvoering, maar wordt ook netjes kort gehouden. We gaan nu ook niet gek doen, en trouwens: er is met “Hatred” weer een nieuw nummer te onthullen, en dat klinkt deze keer als Nine Inch Nailsachtige industrial zonder de puberale hysterie. Loodzwaar, geen drama.
Het laatste woord is een dubbelslag. “Gun” wordt “Pablo Picasso”, en samen vormen de twee tracks één stampend monster van potige gitaren, snokkende bas en rechtdoorzee hamerende drum. Het is rock die alle bandjes op Werchter, Dour én Pukkelpop laat horen wat dat woord betekent. Een bis moet niet eens meer volgen, John Cale heeft bewezen nog steeds vitaal genoeg te zijn om het pensioenplan niet te moeten aanspreken.