Wat bepaalt een groep, en meer bepaald zijn geluid? Is het de chemie tussen de verschillende leden die determinerend is of volstaat één verlicht despoot om de groep gaande te houden? Naargelang de band zijn beide antwoorden mogelijk, iedere groep heeft zijn eigen dynamiek.
Deerhoof kende al verschillende personeelswissels, wat de reacties op het vertrek van Chris Cohen in 2006 vreemd maakte. Mede-oprichter Rob Fisk had de groep immers al veel eerder verlaten zonder dat Deerhoof hierdoor muzikaal echt aangetast werd. Het in 2005 verschenen The Runner’s Four wordt door velen zelfs beschouwd als hun beste plaat tot op heden. Het album zorgde voor een (bescheiden) doorbraak en bracht de groep onder meer naar het Belgische Rh&airc&airc&airc Lovely-festival waar vooral "Gore In Rut" (uit het debuut The Man, The King, The Girl) dankzij het aanstekelijke Bunny-refrein door het hoofd bleef spoken.
De druk die zo op Friend Opportunity dreigt te vallen, zou andere groepen misschien nekken, maar Deerhoofs catalogus en output zijn zo immens geworden dat een plaat meer of minder het verschil niet meer maken kan. Naar aloude gewoonte klokt het negende album af op iets meer dan dertig minuten en huppelen chaos, poppy lieflijkheid en jazzy avant-garde opnieuw hand in hand door het universum dat Deerhoof in 1994/95 startte.
En dus opent "The Perfect Me" met een catchy melodietje maar gaat de drum al snel zijn eigen weg en klinkt zangeres Satomi Matsuzaki nog kinderlijker dan anders. De mars in "+81" duurt welgeteld negen seconden en dan mag een pompende basdrum het overnemen. De gitaren snerpen en Matsuzaki duwt de song steeds meer in de richting van geschifte Japanse pop. Waar blijft de bijhorende anime-reeks over een antiheld die blunderend de wereld redt?
De lijn van The Runner’s Four wordt verdergezet, want "Believe E.S.P" klinkt naar Deerhoof-normen verrassend rechttoe rechtaan. De melodieën mogen dan wel grillig verlopen en de drumritmes geen eenduidige invulling hebben, de song legt het parcours toch in een relatief rechte lijn af. Ook het folky begin van "The Galaxist" biedt aanvankelijk geen verrassingen maar even later neemt een sludgesound het voor enkele seconden over, vooraleer het nummer opnieuw overschakelt op de avant-garderock van weleer.
"Choco Fight" is electrorock/pop op zijn Deerhoofs. Het mag bliepen en kraken, zolang de drums maar — schijnbaar — aritmisch klinken en Matsuzaki op de rand van enerverend gezaag blijft hangen. Na de electro lijkt het de beurt aan de romantische kleffe pop om door de mangel gehaald te worden. Lijkt, want net wanneer de luisteraar zich schrap zet voor een nieuwe uitbarsting, is "Whither The Invisble Birds?" ten einde. "Cast Off Crown" stormt daarna binnen alsof het iets goed te maken heeft.
Tijdens "Kidz Are So Small" wordt opnieuw met invloeden en stijlen geknoeid. De kinderlijke elektronica vertoont meer gelijkenissen met Buffalo Daughter en verwanten dan met het eigen, oudere werk. Het uitstapje richting Japan is van korte duur want op "Matchbook Seeks Maniac" wordt sixtiespop onder de loep genomen. Het prachtige "Look Away" slorpt met zijn elf minuten bijna een derde van het album op maar geeft en passant wel een prachtige staalkaart van Deerhoofs kunnen mee.
Het oranje berenpak uit de begindagen mag er dan niet meer bij zijn, Deerhoof klinkt negen albums en zovele jaren later nog steeds even origineel en intrigerend als tijdens The Man, The King, The Girl. Dat Friend Opportunity zeker niet het beste is dat de groep al heeft uitgebracht, zegt dan ook niets. Deerhoof heeft nu eenmaal een eigen niche opgericht waarbij de albums alleen volgens eigen maatstaven getest kunnen worden.