"Americana voor gevorderden", "De minderbegaafde broer van Tom Waits na een acid trip te veel", "Pere Ubu met een Hank Williams-obsessie". Dowds muziek categoriseren is risky business, maar dat geldt evenzeer voor de aanschaf van zijn werk.
Zes albums lang laveert de muzikant/dichter/professionele verhuizer al tussen experimentele rootsuitspattingen, pervers aangeklede rock en op tape gezette nachtmerries (niemand waagde zich aan een verfilming) die klinken als het gevolg van een teveel aan hallucinogenen en/of een traumatiserende opvoeding en naar goede gewoonte een obsessie met God, (foute) vrouwen en daaraan gekoppeld: zonden à volonté. Er wordt gezopen, gelogen, misbruikt en onheil verkondigd dat het een lieve lust is, maar sommige mensen (u kent er vast wel eentje in uw omgeving) zijn daar nu eenmaal goed in. Hiervoor zou je Dowd een eredoctoraat willen toekennen. Het vorige werkstuk (Cemetery Shoes) was bijwijlen een hoogtepunt qua dementie, maar helaas ook een album dat al te zeer in de knoop lag met zichzelf, iets dat wordt rechtgezet op Cruel Words.
Het is Dowds meest rockgeoriënteerde en toegankelijke release totnogtoe, al wil dat eigenlijk niets zeggen: de man komt nog steeds niet eens in de buurt van een vaste toon (het blijft schuddebuiken bij de gedachte hoe Johnny Logan zich hier onderuit zou stotteren), zijn verwrongen gitaarsolo’s suggereren dat hij nog niet zo heel lang geleden meervoudige vingerbreuken opliep en de verwarrende mix van instrumentale surf ("Wilder Than The Wind ’66"), botte hardrock ("Poverty House"), easy listening ("Final Encore") en dronkemansgezever ("Drunk", waarop hij wordt bijgestaan door de gezellig meelallende Jon Langford en Sally Timms van de in sommige kringen nog gewaardeerde Mekons) is het soort spul waarvoor de uitdrukking "een smaak apart" werd uitgevonden.
Soms vallen de stukjes en wreedheden echter allemaal op hun plaats en dan is het hek pas helemaal van de dam: in het stuiterende "Praise God" neemt hij het hedendaagse oorlogsbeleid van zijn regering op de korrel vanuit veteranenperspectief ("I’m in a wheeeel-chaaaiiiiiir" wordt er voor de volledigheid nog aan toegevoegd), het sinistere, door Moog-pedalen aangedreven zottenfeest "Ding Dong" (verder nog voorzien van de vlakke vocalen van teruggekeerde sirene Kim Sherwoord-Caso) zou zelfs de meest doorgewinterde Beefheart-fan op stang jagen, "Miracles Never Happen" klinkt gewoonweg lelijk én confronterend ("To you there’s just two kinds of people / bosses and employees", het klinkt vast herkenbaar) en tijdens het ridicuul hard swingende "Anxiety" doet de band een B-52’s anno 1980, mét een ticketje death row.
De goegemeente zal er vast geen boodschap aan hebben, maar met Cruel Words bewijst Dowd nog steeds de kwiekste én meest geschifte vijftiger on the block te zijn. De kans bestaat dat u al na één beluistering een dégoût krijgt en zijn uitdrukking op de hoes overneemt (eerlijk zijn we wel), maar als u eveneens houdt van buiten de lijntjes kleuren ("Johnny B. Goode" mét een riff van "Iron Man", bijvoorbeeld) en de haast delirische preken van een echte American Original, wordt u hierbij verzocht uw eigen exemplaar aan te schaffen en mee uit te kijken naar de samenwerking met de even contraire Jim White, die er later dit jaar staat aan te komen.