Jaag me het dorpslein op, bestrijk me met pek en veren, geef me een
paar tiental zweepslagen of bewerk mijn rectum desnoods met een
drilboor, maar spreek me niet meer van ‘Slipknot’ en ‘Iowa’, de
vehikels waarmee de negen zotskappen van Slipknot de
Halloween-gekte definitief in de wereld van de harde muziek
binnenreden. En we hadden Kiss, King Diamond en Marilyn Manson al
gehad.
De jonge “maggots” op de eerste rij vonden het fantastisch, die
gekscheerderij gekoppeld aan wild gebeuk: de boerenzonen op speed
uit het landelijke Iowa waren zogezegd de vleesgeworden natte droom
van elke metalfan. Behalve voor oude zakken als ik dan. Toegegeven:
Slipknot slaagde er op eerder werk in om hier en daar een mot van
jewelste uit te delen, maar hun agressie was zo richtingloos,
ongedoseerd en van een duidelijke lijn verstoken, dat ik nog liever
met een breinaald in mijn oogkas zou gekoterd hebben dan hen tot de
godenstatus te verheffen.
Niet dat ze met hun derde – eigenlijk vierde, als je ‘Mate. Feed.
Kill. Repeat’ meerekent, maar dat doen de heren blijkbaar zelf niet
– in aanmerking komen voor een borstbeeld in de Galerij der Groten,
maar op ‘The Subliminal Verses’ lijkt Slipknot aardig in de buurt
van een groots vormpeil te komen. De nummers knallen harder, gaan
iets meer één richting uit en boeten daarbij nauwelijks aan
agressie in en de variatie is stukken groter.
Een beetje weldenkend mens oppert dan meteen dat de Stonesour-, To
My Surprise- en Murderdolls-kuren de jongens geen kwaad hebben
berokkend. Wat een feit is. Maar wie de credits aandachtig
bekijkt, weet nog béter. Zien we daar niet de naam van Rick “den
Baard” Rubin staan, de man die in welk genre dan ook meer
fantastische platen heeft geproduced dan je ooit zult kunnen
opnoemen? De dude achter de mensonterende sound van Slayers
‘Reign In Blood’ doet waar Ross Robinson op de twee vorige platen
niét in slaagde: Slipknot een glashelder en genuanceerd geluid
meegeven. Hoewel de harde nummers op deze plaat qua “opbouw” –
altijd al een loos begrip in de Slipknot-traditie – en agressie
nauwelijks afwijken van die op ‘Iowa’, klinken ze harder, scherper
én voller tegelijk. Luister bijvoorbeeld naar ‘Welcome’, hoor hoe
de band even uitbundig als vroeger een nummer presenteert dat
willekeurig van hot naar her springt, maar verbaas je vooral over
het feit dat je de aandacht dit keer niet verliest.
Maar er is meer: Slipknot durft op dit album méér dan op vorig
werk: iets meer oerharde trage monsters (het sluipende ‘The Virus
Of Life’ laat horen hoe een degelijke beuker in elkaar moet steken)
maar vooral meer experiment, inclusief een gewaagde “alternatieve”
aftrap (‘Prelude 3.0’) en een akoestische ballad in Stonesour-stijl
(‘Vermillion Part 2’).
Je zult me niet horen zeggen dat ik een fan ben: daarvoor zijn de
nummers nog steeds te schizofreen en ben ik te zeer gesteld op een
duidelijke lijn. Maar laat één ding duidelijk zijn: als Slipknot
dan toch in de kopgroep van de hedendaagse metal moet vertoeven,
dan liever middels een goed geproduceerde, vaak overweldigend
klinkende plaat als deze, dan door het vakkundig gerommel en
gestommel van zijn voorgangers.
Slipknot :: The Subliminal Verses (Vol. 3)
6
Release:
2004
Roadrunner