De Noor Knut Reiersrud is in zijn thuisland een muzikaal instituut. Of hij met Heat ook hier zal doorbreken is bijzonder twijfelachtig, maar laat dat je niet weerhouden om van dit pareltje te genieten.
Wie is Knut Reiersrud? Als we kort door de bocht gaan, dan kan je hem vergelijken met Roland Van Campenhout. En toch zit er wat waarheid in die bewering: beiden hebben hun wortels in de blues, maar zijn niet vies van wat experiment en het opzoeken van andere muzikale oorden. Reiersrud werd als jonge snotneus ontdekt door bluesgigant Buddy Guy, maar in de loop van de jaren evolueerde hij tot de muzikale veelvraat en slokop die hij nu is. Als bluesgitarist en –componist werkte hij samen met landgenoot Vidar Busk, maar ook met Mighty Sam McClain. Een grote invloed op zijn muzikale carrière was de ontmoeting met kerkorganist Iver Kleive: samen maakten ze albums met Noorse volksmuziek en hymnes, met de ronkende titels “Blå Koral” en “Himmelskip”. Enkele jaren geleden bracht hij “AftonBlues” uit, waarop de twaalf eerste songs staan die hij als puber leerde spelen. En twee jaar geleden verraste hij als sideman bij jazz-zangeres Solveig Slettahjell & In The Country.
En nu is er dus Heat, Reiersruds eerste soloalbum in jaren. Al is solo niet echt correct, want hij laat zich begeleiden door een paar fijne landgenoten. Resultaat: geen bluesalbum, geen jazzalbum, geen kerkmuziek, maar een eigenzinnige en originele kijk op wat al die stijlen gemeen hebben en van elkaar onderscheiden. Er staan nauwelijks nummers op die korter zijn dan 4 minuten, maar vervelen doet het geen seconde. Reiersrud verstaat als geen ander hoe hij de luisteraar moet boeien, en weet tempowisselingen in te voegen die je doen wegdromen. De Noor is op de toppen van zijn kunnen: hij speelt secuur en feilloos, met gevoel en emotie.
De gitaar neemt natuurlijk de hoofdrol waar, maar overdondert niet, alle andere instrumenten worden samengeweven met zijn gitaarriffs en melodieën. Tekstueel gaat het er iets eenvoudiger aan toe, al geeft Reiersrud en passant wel zijn mening over de 45ste president van de VS, de opwarming van de aarde, of de vluchtelingenproblematiek. En dat moet niet altijd in grote bewoordingen: “Old Sacred Mama, What a mess we made of you, What’s going to become of Big Blue?” (“Sacred Mama”) of “When you find yourself six feet deep, You’re really not in a coffin, It’s in a tree that you’ll find your sleep” (“Wood”). Allemaal gezongen in die gezapige warme stem. En klinkt het misschien wat te gewoontjes? Kan zijn, maar het blijft wel hangen. Opdracht geslaagd!
Reiersrud laat zich inspireren door alles wat hij op zijn weg vindt, of het nu traditionele Noorse gedichten zijn, vergeten Chicago-bluesman Jimmy Oden of nog “Chahar Pare”, een Iraans volkslied. De beste songs zijn trouwens de instrumentale, alsof Reiersrud zich dan niet belemmerd voelt door het verzinnen van tekst. Zo is “April March” een mooi samenspel tussen gitaar en piano, en “Monstermaster” is overduidelijk het meesterwerk van het album: Reiersrud borduurt ongehinderd door op het thema van “Chahar Pare”. Het klinkt bijwijlen psychedelisch, dan weer waan je je in een Noors berglandschap, en dan weer in een rustgevend bos. En dat allemaal op zeven minuten en dertig seconden.
Heat is geen gemakkelijke hap, maar wie de moeite wil doen, wordt beloond met feeërieke klanken, dromerige uitgesponnen gitaarsolo’s en opzwepende orgeltoetsen. Puur genieten, en regelmatig degusteren. Doctor’s orders.