Bring Me The Horizon is dood. Met That’s The Spirit heeft de band het laatste voetje, dat al even geen vaste grond meer wist te vinden op bekend terrein, definitief over de rand van de hardcorewereld gezet en zich in de bodemloze put van de elektropop gestort.
Vergeet het hondsbrutale Count Your Blessings en het compromisloze Suicide Season van de toen bloeddorstige roedel wolven uit Sheffield. De nieuwe sound kondigde zich al aan tijdens There Is A Hell, Believe Me I’ve Seen It. There Is A Heaven, Let’s Keep It A Secret. en wist zich verder te ontplooien toen toetsenist Jordan Fish zich bij het collectief voegde. Drie jaar later heeft dat heerschap zijn stempel volledig weten te drukken en fungeert hij als producer en wingman van Oliver Sykes. Het is naar verluidt Fish die de frontman zanglessen gaf en langzamerhand van furieuze deathcorevocalist in een popprinsje veranderde. Dus geen schedelsplijtende screams of gutturaal gebulder meer, enkel nog glasheldere en minstens even fragiele tenortonen. Hier en daar worden we nog eens getrakteerd op een schreeuwerige uithaal in de stijl van Chester Bennington, maar ze zijn niet meer dan een echo van vervlogen tijden. Als zanger heeft Sykes enorm veel vooruitgang geboekt. De vraag is alleen hoe hij het live zal klaarspelen, want dat is in het verleden al vaker tegengevallen.
Met een degelijke Deftones-vibe komt That’s The Spirit nochtans traag maar sterk op gang. “I think we’re doomed and there is no way back”, klinkt het ot he : we zullen zien. De opener wordt op de voet gevolgd door het ruigste dat de band op deze plaat te bieden heeft; “Happy Song” – weer een kinderkoortje, waarom toch? – en het met keyboards overladen “Throne” waarbij opnieuw de invloed van Linkin Park de spuigaten uit gutst. Ook de rest van de ongeïnspireerde titels zijn beperkt tot een of twee woorden, en zo weet je al meteen wat het refrein zal zijn. Het zeemzoete “Follow You” is ongetwijfeld een ballade, gericht aan Sykes’ kersverse bruid Hannah Snowdon en haar inktzwarte haardos, en had net zo goed de nieuwe single van Ellie Goulding – of eender welke andere popsensatie met een mooi gezichtje – kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor hekkensluiter “Oh No”, die in twee woorden beschrijft wat er door het hoofd van de gemiddelde hardcoreluisteraar flitst na afloop.
Hoewel de band zich in de eerste helft staande weet te houden met zijn nieuwe imago, gaat hij bij “Avalanche” pijnlijk onderuit. “Run” kan daar helaas niet veel aan veranderen, en schijnbare invloeden van Bloc Party en Jimmy Eat World proberen tevergeefs het kalf nog naar de oppervlakte te trekken. Voor de lezer zal het nu wel duidelijk zijn dat de alles doorklievende metalriffs uit het repertoire verbannen zijn. Ze hebben moeten wijken voor radiovriendelijke gitaarpartijen en de laptopgeluidjes van Fish.
Naast de muzikale uitspattingen toont That’s The Spirit zich ook op lyrisch vlak de vreemde eend in de bijt, en dobbert met de meest platte, puberale schrijfsels die Sykes ooit uit zijn pen heeft geperst onder de veren rond. Op de latere albums van Bring Me The Horizon staan de teksten doorgaans sterk met hun onmiskenbare fascinatie voor de dualiteit van leven en dood. Op de nieuweling is er nog weinig te merken van Sykes’ demonen die hem voorheen een zee aan inspiratie bezorgden. Hier en daar pakt hij uit met stevige oneliners als “You can throw me ot he wolves / Tomorrow I will come back / Leader of the whole pack”. De rest daarentegen doet vooral tenen krullen en haalt amper het niveau van Panic! At The Disco of My Chemical Romance.
’Sempiternal uit 2013 was – volgens Alternate Press Music Awards toch – het album van het jaar, en eindigde ook in onze persoonlijke top vijf van dat jaar. Het was toen al duidelijk dat de band het gehad heeft met hard- en metalcore en op zoek was naar zichzelf. Deze voorganger was, ondanks de nog relatief jeugdige leeftijd van de muzikanten, een volwassen plaat die over voldoende ballen en diepgang beschikte om te imponeren. That’s The Spirit daarentegen voelt aan als een experiment, een bevlieging, misschien zelfs een coup de foudre. Als dit het pad is dat de band wil volgen dan hadden ze het misschien beter gedaan onder een andere naam. Want we kunnen ons moeilijk voorstellen dat hun fans van het eerste uur, als die er nog zijn, zich hiermee kunnen verzoenen. De meesten zijn al afgehaakt bij de derde of de vierde langspeler, maar dit zal voor velen de doodsteek betekenen. Zelf blijven we zitten met een pertinent gevoel van Unheimlichkeit.