De prachtige Gentse Bijlokesite zwaait de deuren ook dit jaar weer wijd open voor Gent jazz, haar jaarlijkse shot cultuur als voorbode op het tiendaags bacchanaal waarin de stad zich vanaf dit weekend onderdompelt. De formule is intussen bekend en geliefd: ronkende namen uit de ‘klassieke’ jazzscene worden gemixt met pop-, rock- en soulartiesten die hun meest orkestrale beentje voorzetten, netjes gescheiden per dag. Wij ruiken aan dit veelkleurige boeket en kiezen er de vuurrode roos uit van woensdag 16 juli. Eentje die gloeit van verleidelijkheid, met zwoele soul en Braziliaanse samba.
Op de gezellige Garden Stage wordt de dans geopend door Ebony Winter, en daarmee is het hoofdstuk ‘sexy soul’ meteen aangesneden. De Nederlandse heeft nog geen albums op de teller, maar dat weerhoudt haar niet om al in De Melkweg te Amsterdam te hebben gestaan, en nu dus over de landsgrens heen in Gent. Toch zien we helaas wat kwaaltjes van een beginnende band. Winter, klein van gestalte maar ook erg verlegen, mist nog wat podiumprésence om deze nochtans kleine plankenvloer te vullen. De stem, die is er alvast wel: ze laat een heldere r&b-klank horen waarin we H.E.R. herkennen. Ook muzikaal mist de zangeres en haar backing band West Heaven nog wat eigenheid. De soul van de eerste paar nummers kent wel een licht hoogtepunt met “Black Is Beautiful”, een dansbaar nummer over jezelf leren accepteren, waarin een ommetje langs Lauryn Hill’s “Doo Wop (That Thing)” wordt gemaakt.
Hierna heeft de band zonder zangeres het even voor het zeggen en trekken ze de kaart van het soort tempofusion dat we kennen van Yussef Dayes. Best aardig, maar ook weer wat te weinig eigen gemaakt. Bij afsluiter “Brand New Bitch” culmineert diezelfde sound van de band met de soulstem van Winter en denken we: ja, dat kan nog iets worden. Blijven cruisen op dat rijvak, alsjeblieft.
Komt van nog iets verder dan Nederland: Arc De Soleil. Producer Daniel Kadawatha werd geboren in Sri Lanka en woont momenteel in Zweden. Klinkt exotisch en van de pot gerukt, net als de muziek. Al vermoeden we dat ’s mans levensloop hier maar gedeeltelijk mee te maken heeft; hij heeft vooral goed geluisterd naar Khruangbin en Glass Beams. Gehuld in een verenpak dat het midden houdt tussen D’Angelo, Thundercat en Sun Ra gaat Kadawatha het grote hoofdpodium te lijf.
’s Mans voorkomen is initieel de voornaamste aandachtstrekker, want zeker in het eerste deel wordt het publiek niet echt meegezogen. Weinig bindteksten, zelfs voor iemand uit Scandinavië, en een muzikale stijl die zoals gezegd heel dicht aanleunt bij Khruangbin maar datzelfde niveau niet altijd haalt. Bovendien vonden we op de formule van dat trio intussen ook wel al wat rek zitten. Naar het einde toe krijgen we dan toch een intrigerende spanningsboog bij het uitgesponnen “Mumbo Sugar”, waarna de catharsis volgt met het lieflijke “Got Caught in Amsterdam”. Wat meer de tanden laten zien, heren, en we komen terug. Ga eens te rade bij landgenoten van Goat, bijvoorbeeld?
Op de Garden stage blijft de zwoele stroop met open kranen stromen, deze keer met Helena Casella. De Braziliaans-Belgische verscheen dit voorjaar op onze radar met de single “Misunderstood” en wist meteen tot in de permanente opslagplaats van onze grijze massa door te dringen. We moesten ze dus live zien deze zomer, en kijk: vandaag krijgen we die kans zelfs tot tweemaal toe.

We horen dezelfde stijl als bij Ebony Winter, maar dan wel met meer ballen aan het lijf. Casella en haar band met onder andere broer Tomas aan de percussie, spelen beter met dynamiek en ritme en weten zo de afgeladen Bijloketuin – de Gentse band speelt duidelijk een thuismatch – moeiteloos mee te krijgen. Casella’s stem – we horen soms zelfs Aaliyah of Mya – weet ons meer te verleiden dan haar bescheiden présence, ook al ziet ze eruit als pakweg Sade in die lange baljurk. Uiteraard is het buideltje met songs nog niet zo diep, we krijgen dus voornamelijk de bekendere nummers. Het spannende “Undefined Borderline” zou zo geschreven kunnen zijn door Rocco Palladino, en “Misunderstood” is live nog beklijvender dan op plaat. Het intieme “Imaginary Windows” reikt ons wanhopig de hand, als een onbereikbare prinses smekend om verbinding. De sax laat een frisse bries waaien zoals Resavoir dat goed kan.
Zoals gezegd wordt Casella’s set opgebroken door een andere Braziliaan, en niet de minste: Seu Jorge, de Ronaldo van de muziek- en filmscene aldaar. Ondanks het ontbreken van recente releases is de gedoodverfde opvolger van Jorge Ben Jor continu op tournee, zo pakte hij deze maand reeds Roskilde en North Sea Jazz festival in.

In het verre België blijkt de status van superster wel wat tegen te vallen; de tent is amper voor een derde gevuld. Al hebben de man en zijn band Conjuntão Pesadão hier duidelijk lak aan. Dan maar focussen op de voorste rijen aan zeer devote fans en een sambafeest te bouwen waar wij frietvreters niet van terug zullen hebben. Jorge, toch zichtbaar niet meer van de jongste, swingt, roept en danst als de beste. De nummers volgen elkaar in sneltreintempo op; dit is duidelijk een uitermate gerodeerde feestmachine. Er wordt niet moeilijk gedaan met obscure nummers of rare versies, enkel hits voor de ingewijden. “Mina do Condominio” opent de set en het feest, dat nog extra losbarst bij “Felicidade”, “Amiga da Minha Mulher” en uiteraard “Carolina”.
Entertainment wordt hier per kubieke meter verkocht: de frontman deelt knipoogjes en clowneske blikken uit als een rasechte acteur – die hij uiteraard ook is. De fenomenale backing band treedt bij tijd en wijle ook naar voren voor een netjes uitgemeten solo of even dollen met de zanger. Seu Jorge zelf blijkt een iets matigere gitarist te zijn; wanneer hij de zessnaar omhangt, vragen we ons zelfs af of het ding wel aanstaat.
Het meest intense uur van deze avond eindigt met een korte pastiche: we krijgen een hyperkinetische cover van “Mas Que Nada”, waarna een showrondje van de band volgt. Iedereen even braaf naar het publiek zwaaien en lachen voor de foto. Wel fijn: op de schermen krijgen we als in een filmaftiteling alle namen van de crewleden te zien. Zo begrijpt het publiek ook eens wie er allemaal hard gewerkt heeft om deze productie op poten te zetten.
In deel twee van Helena Casella krijgen we sommige nummers opnieuw voor de kiezen, maar helaas is deze bisronde slachtoffer van het tijdstip. De mensen hebben al wat pintjes op, kletsen erop los in de avondzon en de zenuwachtigste fan girls trippelen al richting hoofdpodium voor Leon Bridges. Door die sfeerbreuk voelen wij het ook niet echt en willen ons al omdraaien richting hamburgerkraam, als weer een rake uithaal van Casella ons opnieuw roert en we als door de bliksem getroffen blijven staan tot het einde. Says it all, neen?
Voor Leon Bridges zit de tent aan het hoofdpodium voor het eerst vanavond afgeladen vol: jullie kwamen toch voornamelijk voor hém. Iets wat we al konden raden aan de vele duo’s van watertandende vrouwen met in hun zog knarsetandende vriendjes. Bridges komt op met “The Makings of You” van Curtis Mayfield en zet zich zo meteen naast de Allergrootsten. Kan hij ditzelfde niveau halen? Nou. Neen.

Bridges, gekleed in double denim en een soort lampenkap op z’n hoofd, laat in alles uitschijnen hier vandaag een routineklus te komen afhandelen. Gedwee speelt hij de bekende nummers, trouw vasthoudend aan de albumversies en hier en daar een obligaat danspasje en een korte ‘Howyalldoin’ tussendoor. Is de man wat ziekjes? Hij oogt erg vermoeid en is bijlange niet bij stem. De countrynummers kunnen ermee door: opener “When a Man Cries”, “Better Man” en even later “Coming Home” lukken nog enigszins. Ook het middenblok met bijvoorbeeld een slimme slidegitaarversie van “Texas Sun” werkt goed en het bekende “River” gaat nog over de lat dankzij de fenomenale achtergrondzangeres en -gitarist Emily Elbert. Maar als het tempo of de stem omhooggaat, laat Bridges het compleet afweten. Het danstempo van “You Don’t Know Me” en “Bad Bad News” ligt duidelijk te hoog, en het refrein van “Peaceful Place” klinkt als wanhopig gehijg.
Maar hij staat er, de echte, en dat blijkt genoeg te zijn voor de fans om met schoteltjes van ogen het net niet droog te houden. Door de rest wordt er gegaapt dat het een lieve lust is. Bij het voorlaatste nummer vertrekken wij, samen met vele anderen. We sussen ons geweten met de gedachte “die trein wacht niet”, maar staan allen lekker tien minuten te vroeg op het perron. En dat wéten we.
En zo eindigt een avond van Sambasensatie en Mississippi Matigheid. Hoogtes en laagtes, maar we zijn toch vooral blij dat Gent Jazz nog steeds die compromisloze mengelmoes is aan genres, gevestigde namen naast aanstormend talent, en dat alles in een prachtige setting en fijne sfeer. We gaan dus nie neuten, nie pleuje.



