Amélie Bonnin maakt haar langspeeldebuut (waarmee ze ook meteen het prestigieuze filmfestival van Cannes mocht openen in 2025) met een tragikomedie over een vrouw (Juliette Armanet) die jaren geleden haar provinciale geboortedorp in de Loire-streek verliet, carrière maakte als chef-kok in Parijs – waar anders – en door een familiaal euvel zich genoodzaakt ziet langer dan voorzien opnieuw te verblijven in de streek waar ze opgroeide. Uiteraard zal dat haar leven veranderen.
Laat ons heel eerlijk zijn, als een dergelijk scenario als titel Sweet Home Alabama heeft en Reese Witherspoon in de hoofdrol, dan noemen we het clichématig Hollywoodvoer. Als het gedraaid is in Frankrijk en opgezet als een kleinere productie, dan is het plots artistiek verantwoord. Het is pas door dat soort vakjesdenken van de hand te wijzen, dat het mogelijk is een film als Partir un Jour op zijn werkelijke merites te beoordelen. En wie alles aan de kant schuift, kan alleen maar vaststellen dat dit een absolute miskleun is: geïllustreerde tekst die zichzelf krampachtig een kunstzinnig kantje wil aanmeten.
Partir un Jour neemt immers geen genoegen met te zijn wat het is … een simpel verhaaltje dat zich op zijn best had kunnen lenen tot nostalgische beeldjes en misschien een paar geïnspireerde visuele invallen. Helaas dachten de makers dat het een goed idee was om de personages zelfbewust in zang te laten uitbarsten doorheen populaire deuntjes die uiteraard een reflectie zijn op de gebeurtenissen … een soort Bollywood du Pauvre, zeg maar. En dus krijgen we Stromae’s “Alors on danse”, Yannicks “Ces soirées-la” en alles daartussenin opgediend, om toch maar de illusie te geven dat we aan het kijken zijn naar een soort auteurscinema. Het resultaat is pretentieus en stomvervelend en voelt vooral aan als bijzonder leeg. Als cinema heeft Partir un Jour immers helemaal niks te bieden. Compositie, opbouw, ritme, kleur, beweging, licht … alle elementen die van het medium film echt film maken, zijn conventioneel, flets en ronduit ondermaats.
Er kan al eens een glimlach af hier en daar, maar dat is dan ook het enige soelaas in een film die start met flauw en voorspelbaar materiaal en er vervolgens echt niet in slaagt om het enige te doen dat nodig is om dat materiaal boven zichzelf uit te tillen: het sublimeren doorheen een esthetische visie. Cannes opent – zoals veel festivals – graag met oud of nieuw talent van eigen bodem, maar Amélie Bonnin lijkt toch een klein beetje te veel eer gekregen te hebben voor deze vreselijke prent.