Lawaai: als A Place To Bury Strangers ten dans speelt, is dat niet bepaald bevorderlijk voor uw gehoor. Hoe schadelijk het op dat vlak ook was, de Antwerpse passage van de band was weldadig voor het algeheel welbevinden van de aanwezige mensheid. Wat. Een. Band.
Wie dacht dat A Place To Bury Strangers rijp was voor het alternatieve nostalgiecircuit, mocht zich bedenken. Hoe eenvormig en weinig verrassend elke plaat opnieuw klinkt, live was van zoveel watertrappelen geen sprake. Met een take-no-prisoners-attitude gingen Oliver Ackerman en John en Sandra Fedowitz het publiek te lijf alsof ze wel degelijk voelden dat er iets te bewijzen was.
Dan toch alleen voor wie de groep de laatste jaren niet meer volgde, want jongens, wat was dit een sonische aanval van jewelste. A Place To Bury Strangers gaat vanaf noot één tekeer alsof de bandleden nog steeds de jonge honden van in 2007 zijn. Nauwelijks een nummer verder knalde “Disgust” uit de boxen en de impact was die van een kogelinslag: accuraat en dodelijk.
Verwacht verder niet veel songtitels. Wat A Place To Bury Strangers bracht, moest het niet hebben van aparte nummers. Dit was een wervelstorm, een maalstroom van gierende, hysterische, ziedende gitaar, ploeterende, stuwende bas, en drums die recht vooruit stampten, zelfs als een bocht in zicht kwam.
Alle lof overigens voor de visuele aanpak, waarbij halfduister en fel flitsende lampen beurtelings de hoofdrol opeisten, spots al eens door één bandlid werden ingezet om een ander in het licht te zetten. Dit was in alle opzichten een show waar over was nagedacht. De manier waarop het trio halverwege het publiek in dook voor een elektronische set, was al even overrompelend.
Gebogen over een mobiele console, met Sandra Fedowitz hamerend op een floortom, wekte de groep een nieuwe golf noise op, nu elektronischer, maar minstens even vunzig. Diepe bassen, pompende ritmes, een permanent flitsende discobal tussen de knoppen en oneindig veel reverb op de microfoon van Ackerman deden je zo hard trippen dat je zou geloven dat de pintjes deze avond gespiked werden met loepzuivere LSD. De kring rond de band pompte en pulseerde, een dame mocht mee het ritme aangeven en er werd zodanig gedanst en gemosht dat het leek alsof de mensenmassa samensmolt tot één groot collectief organisme. Drie nummers lang werd de Trix Club omgetoverd tot een paganistische ravetempel.
Uiteindelijk eindigde alles toch weer op het podium, en de chaos die daar werd opgewekt, ging nog een paar streepjes meer in het rood. In “I Lived My Life To Stand In The Shadow Of Your Heart”, in weerwil van zijn titel een ziedende brok noiserock, vond Ackerman er zelfs niets beters op dan met zijn versterker vervaarlijk in het rond te zwaaien; een manier om feedback te bekomen als een ander.
Geen bisnummers, doorspelen, en dus vlamden we rechtdoor setsluiter “Have You Ever Been In Love” binnen. Nog één keer knallen, nog meer razernij, nog meer loeien. Wat overbleef was verschroeid braakland, en die Russische tactiek blijft werken. Wie hierbij was, wil zo snel mogelijk nog een keer.